Doop

6. Doop als beeld van begrafenis

De doortocht door de Rode Zee

Het kerkelijk doopformulier trekt een vergelijking tussen de doortocht van het volk Israël door de Rode Zee en de doop.
"Gij (…), die de verstokte Farao met al zijn volk in de Rode Zee verdronken hebt, en uw volk Israël droogvoets daardoor geleid, door hetwelk de doop beduid werd."
Ook lezen wij in dit formulier: "Dit leert ons de onderdompeling (…) in (…) het water."

Deze onderdompeling (dus in water) is de uitbeelding van het graf.
Licht en leven verdwijnen en duisternis omringt de mens.
Jammer dat het formulier dit beeld door de woorden ‘en de besprenkeling met het water’ teniet doet.
De Rode Zee is het graf van de Farao, beeld van satan en zijn dienaren, maar waardoorheen ook een vernieuwd volk trekt, naar de overkant.
Daarom is de doortocht door deze Rietzee een teken voor het volk van God.
Door ‘Egypte’ wordt verzinnebeeld hoe de mens door de demonen in deze wereld onderdrukt, misbruikt en met schuld overladen wordt.
Samen als volk, beeld van de gemeente, gaan ze in het watergraf, de Rode Zee.
Bij de doortocht door de Rode Zee laat het volk Israël ‘Egypte’ achter zich, er is geen terugkeer meer mogelijk.

Zo heb je bij je doop al je schepen achter je verbrand.
Je kunt en wilt ook niet meer terug!
Je hebt je voet gezet in een ander land waar vrijheid is en waar de wetmatigheden van God functioneren.
Door je doop worden de banden met de Farao, dat is met de dood en satan, doorgesneden en de relatie met God en het eeuwige leven, gelegd.

In 1 Korintiërs 10:2 wordt gezegd, dat ze zich allemaal in de naam van Mozes lieten dopen in (…) de wolk en in (…) de zee.
Maar de doop in het nieuwe verbond spreekt van betere dingen dan het oude.
Het stof van het onderworpen zijn, de slavernij aan de zonde wordt weggespoeld.
Satan wordt onttroond in je leven, je oude mens met zijn schuldbesef blijft achter in het watergraf en je nieuwe mens staat op met een goed en zuiver geweten.

Onze reis naar de vrijheid in de onzichtbare wereld wordt begeleid door de betere Mozes, Jezus onze Heer.
Het overwinningslied na de doortocht door de Rode Zee is het preludium, de inleiding, van het lied dat aan de ‘glazen zee’ gezongen wordt door de overwinnaars die als zonen van God geopenbaard worden.

Toen zag ik iets als een zee van glas, vermengd met vuur.
Op de glazen zee stonden zij die het beest, zijn beeld en het getal van zijn naam hadden overwonnen.
Ze hadden lieren om daarop te spelen voor God.
Ze zongen het lied van Gods dienaar Mozes en het lied van het Lam:

Groot en wonderbaarlijk zijn uw werken, Heer, onze God, Almachtige,

rechtvaardig en betrouwbaar is uw bestuur, vorst van de volken.
Wie zou U, Heer, niet vereren, uw naam niet prijzen?

Want U alleen bent heilig.

Alle volken zullen komen en zich voor U neerbuigen,

want uw rechtvaardige daden zijn geopenbaard.