Doop

5. Doop als beeld van besnijdenis van het hart

De besnijdenis van het oude verbond

De besnijdenis is het teken van het oude verbond, dat God met Abraham en zijn natuurlijke nakomelingen instelt.
Dit is de verplichting die jullie op je moeten nemen: alle mannen en jongens moeten worden besneden.
Jullie moeten je voorhuid laten verwijderen; dat zal het teken zijn van het verbond tussen Mij en jullie
(Genesis 17:10 en 11).

Abraham is al lang een gelovige voordat hij besneden wordt.
Op basis van dat geloof heeft hij ook de rechtvaardigheid verkregen.
Omdat hij God gelooft, kan hij later het door God beloofde land binnentrekken, al is het dan ook als vreemdeling.

Als Abraham de plaats Ur van de Chaldeeën verlaat, heeft hij al de belofte gekregen dat via hem alle volken op aarde gezegend zullen worden (zie Genesis 12:3).
Hij heeft de belofte dat hij een erfgenaam van de wereld zal zijn (zie Romeinen 4:13).
Het hoogste dat ‘de aarde’ te geven heeft, zal uit hem voortkomen, namelijk Christus en die in Christus zijn.

Maar zijn geloof wordt extra op de proef gesteld omdat hij op hoge leeftijd nog helemaal geen kinderen heeft!
Als hij op advies van zijn vrouw Sara de slavin Hagar tot vrouw neemt, is dit niet in strijd met zijn geloof in de belofte.
Maar de Heer moet hem dan nog duidelijk maken dat de belofte niet bestemd is voor de zoon van de slavin, maar voor die van de vrije.

De besnijdenis is een zichtbaar teken van iets dat Abraham zal krijgen door zijn geloof en waarvan alleen een pril begin in zijn leven zichtbaar wordt: slechts één zoon en twee kleinzonen.

Abraham laat zich besnijden met zijn zoon Ismaël en met meer dan driehonderd huisgenoten.
Maar de zoon van de belofte of de beloofde zoon is er dan nog niet bij.
Ook de slaven en zij die in het huis van hun eigenaar geboren zijn, zullen later bij het volk Israël het teken van het verbond dragen.
Het is dus geen teken of zegel van geloof, maar een bewijs dat men tot de natuurlijke afstammelingen van Abraham gerekend wordt.
Maar bij Abraham is de besnijdenis wél de bezegeling van de rechtvaardigheid omdat hij op God vertrouwt (zie Romeinen 4:11).
Zo kan het gebeuren dat een besneden volk door zijn ongeloof niet in het beloofde land komt, maar een onbesneden volk onder Jozua wél.
Een besneden volk komt om in de woestijn omdat het God niet gelooft en geen vertrouwen in Hem stelt (zie Hebreeën 3:19).

De besnijdenis is een uitwendig, maar toch ook een verborgen teken.
Men kan het niet aan iemands gezicht zien dat hij bij het volk van God hoort.
Dit verborgen teken staat in verband met het doorgeven van het natuurlijke leven.
Wie nu de kinderdoop in de plaats van de besnijdenis stelt, gaat weer uit van de lijn van de natuurlijke afstamming.
De doop heeft dan betrekking op het natuurlijke en tijdelijke leven.
Want geloof kan men van een te besprenkelen kind niet eisen of verwachten.
Maar dan geldt voor de kinderbesprenkeling ook het woord van de apostel: … als jullie je laten besnijden, zal Christus jullie niets baten (zie Galaten 5:2).
Daarom stijgt de traditionele kerk niet uit boven het geestelijke peil van het oude Israël.
Zij blijft op hetzelfde (natuurlijke) niveau en ze vormt geen geestelijke mensen.