5. Doop als beeld van besnijdenis van het hart
De echte besnijdenis
De mensen die in het nieuwe verbond zaad van Abraham genoemd worden, zijn zij die evenals hij geloven in de beloften van God.
Maar zij geloven dan in de betere beloften waarop het nieuwe, betere verbond berust (zie Hebreeën 8:6).
In het eerste verbond is er een teken aan het natuurlijke lichaam en een verbond voor natuurlijke nakomelingen.
Bij het nieuwe verbond is er een teken aan het hart, de geestelijke mens en een verbond in de geest, dat is in de onzichtbare wereld.
Dit verbond heeft dus betrekking op de innerlijke mens, op zijn verstand en op zijn hart.
Maar dit is het verbond dat Ik in de toekomst met het volk van Israël zal sluiten – spreekt de Heer:
In hun verstand zal Ik mijn wetten leggen en in hun hart zal Ik ze neerschrijven.
Dan zal Ik hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn (Hebreeën 8:10).
Uit de strekking van het boek Hebreeën blijkt dat met het volk van Israël de gemeente, het geestelijke Israël wordt bedoeld.
Het nieuwe verbond is geen voortzetting van het oude, maar het loopt er parallel mee, hoewel op een hoger niveau.
Deze verbonden zijn als twee wegen, waarvan de één over de aarde gaat en de andere door de hemel, de onzichtbare wereld.
In het oude verbond is alles afgestemd op de aarde en de zintuiglijke wereld.
In het betere verbond dat op betere beloften gebaseerd is, is alles op de hemel en op de geestelijke wereld gericht.
Zo is er eerst een aardse tabernakel in het oude verbond en nu is er een hemelse, echte tabernakel in het nieuwe verbond (zie Hebreeën 8:2).
Er zijn eerst aardse priesters en nu is er een hemels priesterschap (zie 1 Petrus 2:9).
Er is eerst een aardse hogepriester en er is nu een hemelse Hogepriester (zie Hebreeën 8:1).
Er is eerst een wet van de Sinaï en er is nu een wet van de geest, want uit een verandering van priesterschap volgt onherroepelijk ook een verandering van wet (zie Romeinen 8:2 en Hebreeën 7:12).
Het oude verbond wordt gesloten tussen God en het natuurlijke volk Israël en het nieuwe verbond tussen God en het geestelijke Israël.
Paulus ‘pocht’ in dit verband niet op het litteken dat hij als natuurlijke zoon van Abraham draagt, maar op een litteken van Jezus, ontstaan door de besnijdenis van het hart! (zie Galaten 6:15-17).
Na de eerste schepping rust God van al zijn werken en daarom houdt het oude-verbondsvolk zijn aardse sabbatten.
In de nieuwe schepping rust God van al zijn werken door het hele herstelplan over te geven aan zijn Zoon.
Wanneer wij in deze Zoon geloven, zullen wij al onze dagen rusten van onze inspanningen, zoals God van de zijne.
Ook de sabbat krijgt zo in het nieuwe verbond een geestelijke betekenis.
Wie dit niet ziet, ontkent de (geestelijke) weg van Jezus en zo staat hij in dit opzicht naast de Farizeeën.
Want zij drammen steeds maar achter de Heer aan met de vraag: "Waarom doet U dít en waarom doen uw leerlingen dát op de sabbat?"
Het antwoord is dat Jezus ook heer van de sabbat is.
Hij zet deze dag vanuit de voorafbeelding van het oude verbond, de vorige fase in het plan van God, over naar de werkelijkheid van het nieuwe verbond, dus van de aarde naar de hemel.
Jezus ‘vergeestelijkt’ de sabbat, want Hij zegt:
Kom naar Mij, jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, dan zal Ik jullie rust geven (Matteüs 11:28).
Wie op zijn woorden ingaat, heeft deel aan de sabbatsrust die weggelegd is voor het echte volk van God.
Zo’n mens leert rusten van zijn werk, zoals God dat doet van het zijne (zie Hebreeën 4:9 en 10).
Geloven gaat dan zonder (in)spanning (werk), vanuit de vaste zekerheid dat het plan van God in ons tot zijn volle ontplooiing komt!
Zo is er in het oude verbond een besnijdenis die met de hand gebeurt en waardoor een uitwendig kenmerk aangebracht wordt.
Maar het nieuwe verbond heeft een besnijdenis die geen werk van mensenhanden is.
In Hem zijn jullie ook besneden, niet door mensenhanden, maar met de besnijdenis van Christus, door het afleggen van het aardse lichaam.
Toen jullie gedoopt werden zijn jullie immers met Hem begraven en met Hem zijn jullie ook tot leven gewekt, omdat jullie geloven in de kracht van God die Hem uit de dood heeft opgewekt (Kolossenzen 2:11 en 12).
De besnijdenis van Christus in tegenstelling tot die van Mozes (zie ook Johannes 7:22) is de manier waarop een christen besneden wordt door de heilige geest.
Daarom is de besnijdenis van het hart gekomen in plaats van de besnijdenis van het oude verbond en dus niet de (kinder-)doop of -besprenkeling.
De besnijdenis van het hart is een onderdeel van het proces van het opnieuw geboren worden.
De doop is dan een getuigenis van de opnieuw geboren mens.
In zijn doop wordt uitgebeeld wat aan hem in de onzichtbare wereld, in zijn innerlijk, plaatsgehad heeft en wat hij in geloof heeft aanvaard.
De besnijdenis in het oude verbond is alleen voor mannelijke nakomelingen en het gaat hierbij om zonen die uit lichamelijk verlangen of uit de wil van een man geboren zijn (zie Genesis 17:10 en Johannes 1:13).
Het oude verbond geldt dan ook alleen voor de natuurlijke nakomelingen.
Het nieuwe verbond rekent alleen met de geestelijke mens en kent geen verschil tussen man en vrouw.
Galaten 3:28:
Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen – jullie zijn allen één in Christus Jezus.
Daarom is de besnijdenis van het hart en het getuigen ervan door de doop voor alle ‘zonen’ van God bestemd, zonder enig verschil in sekse.
Zij lieten zich dopen, zowel mannen als vrouwen (zie Handelingen 8:12).