Doop

10. Doop in vuur

Jezus, ons Voorbeeld

Nadat Jezus in water gedoopt is, ontvangt Hij de geest van God en met deze doop ook de toerusting voor zijn taak in het plan van God.
God ‘zalft’ Hem met zijn heilige geest en bekleedt Hem zo met kracht (zie Handelingen 10:38).
Na de doop in de geest van God volgt direct de doop in vuur:
Daarna werd Jezus door de geest meegevoerd naar de woestijn om door de duivel op de proef gesteld te worden (Matteüs 4:1).
Jezus moet de vuurdoop ondergaan.
In een geestelijk steekspel worden de krachten afgetast en de posities bepaald.
In Jezus werken de begaafdheden (van Gods geest) van wijsheid, kennis en onderscheiding van geesten.
Hij heeft zijn tegenstander vanaf het begin door en ontmaskert hem.
Jezus biedt weerstand aan satan en spreekt door de kracht en de wijsheid van de heilige geest: Ga weg, satan! (zie Matteüs 4:10).
Als deze afdruipt, kunnen de heilige engelen komen om Hem te dienen.
Jezus’ leven speelt zich af in de onzichtbare, geestelijke wereld en hier is dus zijn strijd en ook zijn overwinning.

Steeds opnieuw komt Jezus in dit vuur terecht: de machten van de hel laten Hem voor een tijd met rust, om dan opnieuw aan te vallen.
Maar de doop in Gods heilige geest verschaft Jezus de wapens waarmee de onzichtbare aanvallers geweerd worden.

Men wil Jezus in Nazareth van de rand van de berg gooien, maar Hij bindt de onzichtbare geweldsmachten; de vuisten van de mensen verslappen en Hij liep midden tussen hen door en vertrok (zie Lucas 4:30).
Men probeert Hem met stenen dood te gooien, maar Hij ontkomt.
Jezus is onkwetsbaar doordat de Goddelijke kracht volledig in Hem werkzaam is.
Het vuur van de vijand kan hem niet schaden.
Bij alle verleidingen kan Hij zeggen: … want de heerser van deze wereld is al onderweg. Hij heeft geen macht over Mij … (zie Johannes 14:30).
Satan kan Hem niet aantasten, kan Hem niet ziek maken en niet tot zonde verleiden.

Maar aan het eind van zijn taak op aarde … hield Hij die de gestalte van God had, zijn gelijkheid aan God niet vast, maar deed er afstand van.
Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens.
En als mens verschenen, heeft Hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis
(Filippenzen 2:6-8).
Als de Vader zijn heilige geest terugtrekt, wordt Jezus onvoorstelbaar beangstigd.
Hij weet dan dat zijn bescherming is weggenomen en dat satan Hem nu kan treffen.
Want het is dan het ‘uur van de macht van de duisternis’, waarin Jezus voor ons allemaal werd overgegeven.

In de lijdensdagen, maar vooral als Hij aan het kruis hangt, zien we hoe de machten van de hel op Hem aanstormen.
Honden omringden Hem, stieren van Basan omsingelden de Gekruisigde en de muil van de leeuw was wijd opengesperd (zie Psalm 22).
Hier blijkt wie de vijanden van God en van de mens zijn en wat voor verwoestende werking zij kunnen hebben.
Maar Jezus houdt stand en ondanks het vreselijke lijden aan het kruis zondigt Hij niet, maar legt Hij vrijwillig zijn leven af (zie Johannes 10:17 en 18).
Maar nooit en te nimmer kunnen satan en zijn demonen de geestelijke, innerlijke mens aantasten, die een nieuwe schepping is.

In Romeinen 4:25 staat dat Jezus om onze zonden is overgeleverd.
Hetzelfde woord ‘overleveren’ zien we in Romeinen 1:24,26 en 28.
Daar wordt gesproken over de zondaar die uitgeleverd wordt aan zedeloosheid, onterende verlangens en onbetrouwbaarheid (schandelijke lusten) en een verwerpelijk denken.

Deze komt daarmee in het vuur (het verschroeiende klimaat) van de demonen en wanneer hij niet tot inkeer komt, blijft hij voor altijd verbonden met dit vuur.
Dit houdt in dat deze zondaar onderworpen blijft aan het demonische klimaat van het rijk van de duisternis.
Bij Jezus wordt dit ‘helse vuur’ geblust omdat Hij een volmaakt nieuwe schepping is.
Hij triomfeert altijd en onder alle omstandigheden op de hemelse vorsten, de heersers en de machthebbers van de duisternis (zie onder andere Efeziërs 6:12).
Hij ontwapent hen omdat in Hem Gods wet volmaakt functioneert.
Zij houden geen wapen over omdat zij in de eersteling van de nieuwe schepping niets (kunnen) vinden om Hem te kunnen aantasten.
Zij worden openlijk tentoongesteld en Christus zegeviert over hen (zie Kolossenzen 2:15 NBG ).