9. Opdracht om te dopen
De doopformule
Volgens Matteüs 28:19 geeft Jezus geeft de opdracht om alle volken te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige geest.
In de volgende teksten wordt alleen de naam Jezus en/of Christus als naam van de opdrachtgever om te dopen genoemd:
Handelingen 2:38: Jezus Christus
Handelingen 8:12: Jezus Christus, afgeleid uit de tekst
Handelingen 8:16: Heer Jezus
Handelingen 10:48: Jezus Christus
Handelingen 19:5: Heer Jezus
1 Korintiërs 1:13: Christus, afgeleid uit de tekst
1 Korintiërs 1:17: Christus, afgeleid uit de tekst
Jezus heeft van de Vader de volmacht gekregen om uitwerking te geven aan het herstelplan van God.
Zoals Hij zegt in Lucas 10:22:
Alles is Mij toevertrouwd door mijn Vader en niemand dan de Vader weet wie de Zoon is en wie de Vader is weet alleen de Zoon en iedereen aan wie de Zoon het wil openbaren.
Het woord ‘toevertrouwd’ kan ook vertaald worden met overgedragen, overgegeven.
Daarom is de tekst van Matteüs 28 in dit verband dan ook minder goed te plaatsen en kunnen we er met zekerheid van uitgaan dat we in opdracht van Jezus Christus kunnen dopen.
Als Jezus in Marcus 16:17 onder andere zegt dat de gelovigen in zijn naam demonen zullen uitdrijven, betekent dit dat zij dit mogen en kunnen doen in zijn autoriteit of namens Hem.
Zo mogen gelovigen ook in de naam van Jezus Christus, dat is namens Hem of in zijn opdracht mensen dopen in water.
Door zijn doop geeft de gedoopte te kennen dat er in de onzichtbare wereld iets met hem is gebeurd.
Hij geeft zich aan de doper over, zoals hij zich in de geestelijke wereld al eerder heeft overgegeven aan Jezus Christus.
Deze stap in zijn leven wordt nu in de zichtbare wereld uitgebeeld door de doop.
De doper staat hier en nu dus op de plaats van de onzichtbare Heer Jezus.
Paulus vereenzelvigt zich zo met zijn zender, dat hij schrijft:
Wij zijn dus gezanten van Christus, alsof God door onze mond jullie vermaande; in naam van Christus vragen wij jullie … (2 Korintiërs 5:20, NBG).
Deze identificatie met Jezus als opdrachtgever vinden we naast bovenstaande tekst Marcus 16:17, ook in Handelingen 3:16 en 4:17 NBG.
Jezus heeft de rechtsgrond van de bevrijding van de zonde(machten) gelegd.
Door Hem wordt de mens gered voor de eeuwigheid.
Opnieuw geboren worden, besnijdenis van het hart, het begraven van de oude mens en het opstaan van de nieuwe, vinden hun grond in de gedachten van de Vader.
Let op dat Jezus zelf nooit gedoopt heeft.
Jezus doopte overigens niet zelf, zijn leerlingen deden dat … (Johannes 4:2).
De Heer voorkomt hierdoor verwarring.
Hij kan toch als doper niet uitbeelden wat Hij in werkelijkheid in de onzichtbare wereld is, namelijk de grondlegger van het herstelplan van God.
De doop is een symbool van iets dat in de hemel gebeurd is en Jezus kan niet tegelijk het beeld én de werkelijkheid zijn.
Bovendien is Hij de doper in de heilige geest, een aparte en hogere functie.
De waterdoop is een uitbeelding, maar de doop in de geest van God is de (geestelijke) werkelijkheid.
De leerlingen dopen in de naam van of namens Jezus Christus omdat de Vader aan Hem alles overgegeven (gedelegeerd) heeft en Hem zelfs de beschikking heeft gegeven over de heilige geest.
Als de cipier in Filippi uitroept:
Zegt u mij, heren, wat moet ik doen om gered te worden?, is het antwoord: Geloof in de Heer Jezus en u zult gered worden, u en uw huisgenoten (zie Handelingen 16:30 en 31).
Paulus en Silas kunnen ook zeggen:
Heb geloof in God, want Hij zal jullie aannemen en jullie tot Vader zijn (zie 2 Korintiërs 6:17 en 18).
Maar de leerlingen weten wél dat God maar één weg heeft om zonen aan te nemen en die weg is Jezus Christus.
De doopformule ‘in de naam van Jezus’ geeft duidelijker de weg aan waarlangs de dopeling op de weg van het herstel gekomen is.
Johannes doopt in de naam van God, dat wil zeggen in opdracht van de Vader.
Paulus doopt de twaalf mannen in Efeze, die al eerder door Johannes gedoopt zijn, opnieuw, maar nu in de naam van de Heer Jezus (zie Handelingen 19:5).
Hij doet dit dus in opdracht van de Zoon van God.
In het nieuwe verbond gaat niets buiten Jezus om: Niemand kan bij de Vader komen dan door Hem (zie Johannes 14:6).
Hoe heeft een baby, die nog geen verschil weet tussen zijn rechter- of linkerhand, voor deze weg kunnen kiezen?
Een gelovige ouder kan het kind bij het opgroeien wel geloofsvormen bijbrengen, maar het kind zal, als het ouder is, zelf een keus moeten maken!