2. Jezus als dopeling
Geen besprenkeling en geen kinderen
Jezus laat zich door Johannes dopen, ook al heeft deze hiervoor geen bevoegdheid die ontleend is aan het Sanhedrin, het ‘bevoegde religieuze gezag’ in Israël in die tijd.
We willen erop wijzen dat Johannes geen kindertjes doopt.
Men brengt deze later bij Jezus, zodat Hij ze zal omarmen, hun de handen opleggen en zegenen.
Jezus wordt dan ook niet als baby naar de Jordaan gebracht, maar als de tijd gekomen is, gaat Hijzelf naar Johannes met het verzoek om gedoopt te worden, net als alle andere volwassenen.
Dit is de Goddelijke regel, maar Johannes protesteert en probeert Hem ervan te weerhouden.
Hij zegt: Ik zou door U gedoopt moeten worden en dan komt U naar mij?
Jezus lost het probleem van Johannes op door te zeggen:
Laat het nu maar gebeuren, want het is goed dat we op deze manier Gods gerechtigheid vervullen (zie Matteüs 3:14 en 15).
Johannes, die een rechtstreekse opdracht van God heeft gekregen om gelovigen te dopen, is dan waarschijnlijk zelf niet gedoopt, anders had hij dit verzoek niet gedaan.
Als Jezus antwoordt dat op deze manier Gods gerechtigheid vervuld wordt, geeft Hij hiermee aan dat de doop ook voor ieder van zijn volgelingen van groot belang is.
Zo moeten ook zij hún gerechtigheid vervullen, wat wil zeggen: het plan van God van begin tot eind uitwerken in hun leven.
Wanneer ze zich niet laten dopen, blijven ze in ongehoorzaamheid ergens steken op de weg van de gerechtigheid.
Ze bereiken dan niet het doel dat God met hen voorheeft.
Johannes dompelt Jezus onder in het water van de Jordaan, want er staat:
Zodra Jezus gedoopt was en uit het water omhoogkwam … (zie Matteüs 3:16), of:
Op het moment dat Hij uit het water omhoogkwam … (zie Marcus 1:10).
Wanneer Jezus zegt op deze manier, bedoelt Hij dat er zó gedoopt moet worden.
In heldere en precieze woorden beschrijven deze verzen ons wat het woordje ‘dopen’ betekent.
Een christelijke doop is gebaseerd op wat de Bijbel zegt.
Hierin wordt alleen de doop door onderdompeling (eigenlijk een pleonasme, een woordovertolligheid!) beschreven en als de juiste handeling aangegeven.
Onderdompelen van een voorwerp doen we immers altijd in een vloeistof.
Daarom mogen en willen wij géén andere manier van dopen toepassen in onze gemeenten.
Het Griekse woord voor dopen is ‘baptizo’.
De studiebijbel van ‘In de Ruimte’ geeft de volgende beschrijving:
Het werkwoord baptizō betekent ‘onderdompelen’ (voor een rituele reiniging), ondergedompeld worden, ‘gedoopt worden’ of ‘zich (laten) onderdompelen (voor een rituele reiniging), zich (laten) reinigen door onderdompeling, zich (laten) dopen’.
Luther zegt: "De uitdrukking baptizein is een Grieks woord, het kan het beste weergegeven worden door dopen.
Wij dopen iets in water, zodat het helemaal door water bedekt zal worden."
Calvijn zegt: "Het woord dopen betekent onderdompeling."
Dr. G. de Ru concludeert in zijn boek ‘De kinderdoop en het Nieuwe Testament’ bij de behandeling van de werkwoorden baptein en baptizein: "De doop is dus oorspronkelijk een doop door onderdompeling."
Jezus komt omhoog uit het watergraf als eerste van de nieuwe schepping en als eerste van veel geestelijke broers en zussen.
Wil jij ook op die manier gedoopt worden?
Wil je ook wat dit betreft de voetsporen van Jezus drukken?
Wie als kind of als volwassene met maar een paar druppels water besprenkeld is, is niet gedoopt als Jezus.
Geleerde theologen hebben dikke boeken geschreven om de kinderdoop te rechtvaardigen, terwijl de Bijbel er geen woord over zegt.
Zelfs de proselietendoop in Israël wordt erbij gehaald om aan te tonen dat kinderen gedoopt moeten worden.
Ook hiervoor vindt men geen steun in de Bijbel, maar alleen bij enkele rabbijnse geschriften uit de tweede eeuw na Christus.
Dr. G. de Ru merkt in verband met deze proselietendoop op: "In de eerste plaats vinden wij hier dus, evenals in de oudste Christelijke gemeenten, de volledige onderdompeling."
We kunnen ons voorstellen dat het mogelijk is geweest om ook kinderen van proselieten te dopen, want men werd in het oude verbond ingelijfd op grond van de band met het voorgeslacht.
Heel anders ligt dit in het nieuwe verbond.
Ook hier worden ‘kinderen’ gedoopt, maar waarvan de Bijbel zegt:
Zij zijn niet op natuurlijke wijze geboren, niet uit lichamelijk verlangen of uit de wil van een man, maar uit God (Johannes 1:13).
Kind of zoon van God zijn in het nieuwe verbond is ‘zonder vader, zonder moeder, zonder stamboom’.
Hierin lijkt de gelovige mens op de Zoon van God (zie Hebreeën 7:3).
Doordat je zoon van God bent geworden, ben je inwoner en burger van het nieuwe, hemelse Jeruzalem, van het onzichtbare koninkrijk van God.
Het is onmogelijk dat ‘vlees en bloed’, dat wil zeggen de natuurlijk gerichte mens, ook maar iets kan bezitten in dit koninkrijk.
Een niet-geestelijk ingesteld mens krijgt namelijk geen echte vrede, blijdschap, gerechtigheid en kracht, dé kenmerken van dit rijk.
God bevestigt in het nieuwe verbond zijn belofte waar het gaat om het geven van zijn geest aan ieder mens die, doordat hij opnieuw geboren is en in Gods geest gedoopt is, een zoon van God geworden is (zie Galaten 3:7 en 14 en Handelingen 2:39).
Wij kunnen dan ook zingen: "’t Verbond met Abraham zijn vrind, bevestigt Hij van (opnieuw geboren) kind tot (opnieuw geboren) kind."
Iedereen die door het geloof het koninkrijk van God is binnengegaan, laat dat in het zichtbare zien door zich te laten dopen.