9. De opdracht om het duivelswerk te verbreken
In mijn naam zullen ze demonen uitdrijven
‘In de naam van Jezus’ is geen soort magische formule, maar betekent: in zijn autoriteit, kracht of gezag in de geestelijke wereld, dus namens Hem.
Zijn naam is hoger dan elke andere naam, dus Jezus heeft door de kracht van Gods heilige geest de macht over alle andere geesten, zowel de goede als de kwade.
De centurio uit Kafarnaüm merkt dit op, want hij zegt in verband met de genezing van zijn verlamde knecht die hevige pijn heeft:
Heer, ik ben het niet waard dat U onder mijn dak komt, U hoeft alleen maar te spreken en mijn slaaf zal genezen.
Ook ik ben iemand die onder andermans gezag staat en zelf weer soldaten onder zich heeft en als ik tegen een soldaat zeg: Ga! dan gaat hij en tegen een andere: Kom! dan komt hij en als ik tegen mijn dienaar zeg: Doe dit! dan doet hij het.
Toen Jezus dit hoorde, verbaasde Hij zich en Hij zei tegen hen die Hem volgden:
Ik verzeker jullie: bij niemand in Israël heb Ik zo’n groot geloof gevonden (Matteüs 8:8-10).
De centurio vergelijkt de autoriteit van onze Heer in de geestelijke wereld met die van hemzelf in de natuurlijke wereld.
Zo heeft groot geloof dus alles te maken met inzicht en kennis.
Als hij een soldaat beveelt: ‘Ga’, dan gaat deze direct.
Als de demonen geconfronteerd worden met een christen die de sfeer van het koninkrijk van God in zich heeft en die in de autoriteit van Jezus optreedt, zullen zij, zoals beloofd, wegvluchten.
Als Filippus in Samaria het evangelie van Jezus brengt en vertelt dat Jezus de redder en bevrijder is, zien de mensen de wonderen plaatsvinden:
Alle inwoners luisterden met grote belangstelling en vol ontzag naar wat hij zei toen ze de wonderen zagen die hij verrichtte:
veel mensen werden bevrijd van onreine geesten, die hen onder luid geschreeuw verlieten, en tal van verlamden en kreupelen werden genezen.
Daarover ontstond grote vreugde in de stad (Handelingen 8:5-8).
Geen verschil meer tussen Jood en heiden
Het koninkrijk van God is dus binnen handbereik van de Samaritanen gekomen, zij kunnen nu de vrede, de blijdschap, de rechtvaardigheid en de kracht ervan ervaren.
Het licht breekt door doordat de duisternis wordt verdreven.
Van Paulus wordt vermeld dat de kracht van het koninkrijk van God in Efeze zo zichtbaar wordt, dat er buitengewoon grote wonderen van herstel door hem plaatsvinden.
Als men doeken en kleren die hij gedragen heeft naar zieken brengt, genezen zij.
En er staat bij dat de demonen (van ziekte) hen verlaten of ‘naar buiten komen’, dus uitgedreven worden (zie Handelingen 19:11-12).
Jakobus schrijft dat we ons moeten verzetten tegen satan en dat hij dan van ons zal wegvluchten (zie Jakobus 4:7).
Ook Petrus zegt dat we ons tegen hem (satan) teweer moeten stellen (zie 1 Petrus 5:9).
Als we dit doen, zullen de demonen wijken uit de mens.
Als Jezus langs de steden en dorpen in Palestina trekt en in de synagogen het evangelie van het koninkrijk brengt, geneest Hij alle zieken en mensen met gebreken.
Ook bezeten mensen bevrijdt Hij (zie Matteüs 4:23-25).
De demonen vluchten voor Hem weg als een vlucht vogels.
De ziekten en gebreken verdwijnen direct, het is geen langdurig proces!
Jezus beschrijft deze uittocht van de demonen als volgt in Matteüs 12:43-45:
Wanneer een onreine geest iemand verlaat, trekt hij door dorre oorden op zoek naar een rustplaats.
Maar als hij die niet vindt, zegt hij: Ik zal terugkeren naar mijn huis, dat ik verlaten heb.
En wanneer hij terugkeert, merkt hij dat het leegstaat, schoongemaakt is en op orde gebracht.
Dan gaat hij weg en haalt er zeven andere demonen bij, die slechter zijn dan hijzelf en zij allen nemen daar blijvend hun intrek.
En zo is de mens bij wie de demon intrekt er ten slotte veel slechter aan toe dan voorheen.
Zo zal het ook gaan met deze verdorven generatie.
De bevrijdingen die een gevolg zijn van het optreden van Jezus, blijken bij veel mensen in Israël niet van blijvende aard te zijn.
De demonen zijn gevlucht en de bevrijde mens is volledig hersteld: het huis is schoon en op orde gebracht.
Er zijn geen levensstoornissen meer.
De mensen zijn uiteraard heel blij met hun genezing en men dankt en looft God daarvoor.
Maar men heeft niet door dat er een geestelijke wapenrusting nodig is om het verkregen herstel vast en de vijand buiten te houden.
Als we (na onze genezing en bevrijding) niet gedoopt worden in Gods heilige geest en zijn liefde en gaven in ons niet ontwikkelen (zie onder andere 1 Korintiërs 14:1), zal de vijand opnieuw (kunnen) toeslaan.
Dat zal hij dan zelfs nog heftiger doen dan de eerste keer.
We zien dat mensen soms na jaren bepaalde ziekteverschijnselen terugkrijgen of nog erger worden gebonden dan zij daarvóór zijn geweest.
Als Jezus verder trekt, komen de demonen terug, vergezeld van nog sterkere geesten.
Slechts de ‘rest’ van het volk, de echte gelovigen, die later worden bekleed met kracht uit de hemel (zie Lucas 24:49) wordt blijvend hersteld en wordt zó vol van de geest van God dat er later gesproken kan worden van ‘hun volheid’ (zie Romeinen 11:12 en de site Geestelijk Israël).
Altijd alert blijven
Als we bevrijd worden, krijgen we ruimte in onze innerlijke mens.
Onze levensgeest kan nu normaal functioneren zodat we naar lichaam, ziel en geest weer gewoon mens kunnen zijn.
Maar we moeten wel alert blijven, want onze geestelijke vijanden gaan zich hergroeperen en willen ons opnieuw in hun greep krijgen.
Het advies is dan ook: we moeten zorgen dat het koninkrijk van God niet alleen ‘over’ of dichtbij ons komt, maar in ons is.
Het is zo belangrijk dat we gedoopt worden in en vervuld met de geest van God, zodat we satan op een afstand kunnen houden en hij tenslotte van ons wegvlucht.
Paulus schrijft niet dat wij een strijd te voeren hebben tegen aangeboren en erfelijke zonden, maar hij zegt in Efeziërs 6:12-13:
Onze strijd is niet gericht tegen mensen (dus ook niet tegen onszelf!) maar tegen hemelse vorsten, de heersers en de machthebbers van de duisternis, tegen de kwade geesten in de hemelsferen.
Neem daarom de wapens van God op om weerstand te kunnen bieden op de dag van het kwaad, om goed voorbereid stand te kunnen houden.
Met de erfzondeleer heeft het volk van God waterkelders uitgehouwen, kelders vol scheuren, waarin het water niet blijft staan (zie Jeremia 2:13).
Deze leer heeft Gods geest eeuwenlang verhinderd zijn werk te doen in de gemeente van Jezus Christus, waardoor het levende water in haar niet heeft kunnen stromen.
Want wie denkt een zondaar te blijven tot aan zijn dood, heeft geen behoefte om de geestelijke gaven te ontwikkelen, omdat hij toch gelooft niet te kunnen herstellen en op te groeien tot een volwaardige zoon van God.
Alleen doordat wij het evangelie van Jezus Christus over het koninkrijk van de hemel in ons leven toepassen en beleven zal het plan van God in ons werkelijkheid worden.
Elke visie die daarmee in strijd is, willen wij daarom uit ons denken verwijderen.