Erfzonde

6. Leert Romeinen 5 de erfzonde?

Allen hebben gezondigd

Daarom, zoals door één mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan, omdat allen gezondigd hebben (Romeinen 5:12 NBG).
Het bijwoord ‘daarom’ legt een verbinding tussen de voorgaande perikoop (= fragment dat inhoudelijk een eenheid vormt) en de volgende verzen.
Er is een organische samenhang met de verzen 1-11 en de daarin aangewezen zekerheid van herstel en leven voor allen die bij Christus horen.
Bovenstaande is ook door de uitspraak omdat allen gezondigd hebben, een herhaling van de vaststelling dat de heiden zónder wet en de Jood mét zijn wet gezondigd hebben:
Iedereen heeft gezondigd en ontbeert de nabijheid van God en iedereen wordt uit genade, die niets kost, door God als een rechtvaardige aangenomen omdat Hij ons door Christus Jezus heeft verlost (Romeinen 3:23-24).

Wij wáren zondaars

In onze perikoop zet Paulus nu de zonde tegenover de genade en de dood tegenover het leven, waarna dit gedeelte eindigt met de hoofdgedachte in vers 21:
Zoals de zonde heeft geheerst en tot de dood heeft geleid, zo moest door de vrijspraak de genade heersen en tot het eeuwige leven leiden, dankzij Jezus Christus, onze Heer.
Hieruit blijkt wel dat Romeinen 5:12 zeker geen geïsoleerd stukje dogmatische verhandeling is over de oorsprong van de zogenaamde erfzonde.
Het is dan ook onbegrijpelijk hoe men een leer kan bedenken of distilleren uit dit gedeelte van Paulus’ brief over een ‘totale verdorvenheid’ van de mens (erfsmet), waar deze nooit van afkomt.
Paulus heeft het in vers 7 van dit hoofdstuk toch ook over rechtvaardige en goede mensen (vóór Jezus’ lijden en sterven)?
Hij maakt bovendien melding van een tijd waarin wij nog zondaars wáren en dat we nu gerechtvaardigd zijn door het bloed van Christus (zie de verzen 8 en 9).
Rechtvaardigen zijn mensen die volledig naar Gods wil kunnen functioneren, die dus denken, spreken en doen als Hij.
Zij zijn niet meer met wetteloosheid ‘besmet’.

Er wordt in onze tekst een parallel getrokken tussen de manier waarop de mens een rechtvaardige wordt en die waarop hij een zondaar wordt.
Door één mens, Adam, is de zonde in de wereld gekomen, met de dood die daarop volgt.
Door één mens, Jezus Christus, is de rechtvaardiging in de wereld gekomen, met het herstel en de luister die daarop volgen.
Zoals de rechtvaardiging bestemd is voor iedereen die het schuldoffer van Jezus voor zichzelf aanvaardt, zo is/wordt men ook een zondaar als gevolg van het feit dat men er zélf voor kiest om te zondigen.

Het gaat in Romeinen 5:12 om de verkeerde dáden die iedereen, zowel Joden als heidenen, hebben gedaan en zeker niet over het dogma van de erfzonde.
Door Adam is de zonde in de kosmos gekomen.
Omdat hij satan gehoorzaamt, wordt hij zijn dienaar en geeft hij zijn koningschap aan hem over.
Als satan langs deze weg de heerser over deze wereld wordt, komt hij met zijn gevolg van wetteloze demonen van zonde, ziekte, geweld en leugen de aarde bezetten.
Dat wil zeggen: hij krijgt de heerschappij in de mensen die niet in verbinding met God leven, die dus aardsgericht zijn.
Bovendien komt deze indringer met zijn wet van zonde en van dood (zie Romeinen 8:2).
Dit houdt in dat de mens door te zondigen zijn contact met God verliest en dus geestelijk doodgaat.

Loon van de zonde door satan uitbetaald

De mens gaat voor satan werken en het (negatieve) loon dat deze aan die mens ‘uitbetaalt’ is ellende, ziekte en dood.
Veel mensen ervaren dat als een straf van God, maar dat komt doordat men geen inzicht heeft in zijn wezen: God is licht en in Hem is geen spoor van duisternis (zie 1 Johannes 1:5).

De kosmos komt dus binnen de invloedssfeer van satan te liggen.
Deze bezetter probeert van een prachtig samenhangend geheel (kosmos) een deel van zijn rijk van de duisternis te maken, door chaos te veroorzaken.
De wetmatigheden van God, die leven geven, worden vervangen door die van wetteloosheid en ontbinding.
Het woord ‘kosmos’, vertaald door wereld, betekent een goed geordend en volgens goede wetten functionerend geheel.

In deze kunstige schepping komt satan met zijn ontwrichtende krachten en onwetmatigheden.
Het gevolg van deze bezetting is dat de mens omringd wordt door onzichtbare, onreine demonen.
Maar alleen zij die zondigen, die dus met gedachte, woord of daad ingaan op de inspiraties, verleidingen en infiltraties door deze demonen, hebben deel aan de dood.
De dood is een toestand, zoals ook het leven, waarvan hij de tegenpool is en beide kunnen we tijdens dit leven al ervaren.
Ook is de dood een demon die tiranniseert, want iedereen op aarde, zonder God, ondergaat op zeker moment zijn ontbindende werking.

Niet automatisch zondaar

Zo heeft de dood zijn weg naar alle mensen gevonden omdat iedereen gezondigd heeft.
Zo kunnen wij door Jezus Christus de weg naar het leven vinden doordat we naar Hém luisteren.
In beide gevallen betreft het onze eigen, bewuste keus!
Het is heel jammer dat niet alle mensen met Jezus willen leven, maar zij hebben wel allemaal, bewust of onbewust, contact met satan (gehad).
De mens is niet vanaf zijn geboorte automatisch een zondaar, evenmin als hij vanaf zijn geboorte automatisch een zieke is.
Hij heeft géén erfschuld.
Hij is van nature ook niet onbekwaam om ook maar iets goeds te doen, net zomin als hij geneigd is om alleen maar slechte dingen te doen.
Zowel in ons eigen leven als in dat van anderen kunnen we dat duidelijk waarnemen!

Hij heeft géén erfsmet.
Maar de menselijke geest, vooral die van een kind, is niet opgewassen tegen de verleiding en de pressie van de demonen.
Hij kan satan vaak nog niet weerstaan of verjagen en hij kent ook nog niet het verschil tussen goed en kwaad.
Tegen een ongehoorzaam volk zegt de Heer in Deuteronomium 1:39:
… jullie kinderen die zich nog niet bewust zijn van goed en kwaad.

Daarom is een kind voor zijn geestelijke bescherming op zijn ouders aangewezen, want dezen moeten hem beschermen tegen de duisternis.
Zolang iemand nog geen contact heeft gehad met het kwaad, heeft hij ook geen onderscheid.
Pas als Adam en Eva zondigen, wordt van hen gezegd:
Nu is de mens aan ons gelijk geworden, nu heeft hij kennis van goed en kwaad (zie Genesis 3:22).

God bedoelt: de mens heeft zelf contact opgenomen in de geestelijke wereld en hij is dus geestelijk gericht geworden.
Wij hebben het over de wereld als een bezet gebied.
Maar dit wil niet zeggen dat de mens de natuur en het wezen van de bezetter heeft overgenomen.
Van nature zal hij (met hulp van zijn geweten) gehoorzamen aan de door God ingeschapen wetmatigheden die leven geven en weerstand bieden aan de inwerking van satan.
In de kosmos is er een grote verzetsbeweging.
Let alleen maar op de ingeschapen afweer tegen de demonen die ziekten veroorzaken.

De tegenstander effectief bestrijden

Maar de tegenstander kan alleen effectief bestreden worden met de schuldvergeving als basis én het gebruikmaken van de liefde, de wijsheid, de kracht en de gaven van Gods heilige geest door de gelovige.
De weg naar dood en verderf kunnen we zien als een proces, een ontwikkeling, evenals de weg naar het bereiken van de luister van God.
Zijn luister voor ons is zijn oneindige liefde voor de mens, met wie God een groots plan heeft, namelijk het evenbeeld worden van zijn Zoon Jezus Christus (zie onder andere Romeinen 8:29-30).

Langzaamaan wordt in de loop van de tijd bij veel mensen het verzet tegen het kwaad gebroken.
Daarom citeert Paulus in Romeinen 3:12 de woorden van David uit Psalm 53:4:
Allen hebben ze zich áfgewend (…),
heel de mensheid is verdorven.
Er is geen mens die nog het goede doet,
er is er zelfs niet één.

Hun begin is dus goed!
Wij merken op dat David zichzelf zeker niet rekent bij hen die van God áfgeweken of afgegleden of ontaard zijn (zie Psalm 14:3) of zich van Hem hebben afgewend.
God zegt tegen Adam in Genesis 2:16-17:
Van alle bomen in de tuin mag je eten, maar niet van de boom van de kennis van goed en kwaad; wanneer je daarvan eet, zul je onherroepelijk sterven.
Als er sprake is van een geestelijke dood, is dit een gevolg van zonden en slechte daden, waardoor de mens gescheiden wordt van God die het licht en het leven is.
Want door te zondigen krijgt de mens een slecht geweten, waardoor hij niet meer de nabijheid van God durft te komen.

Zo staat er in Efeziërs 2:1-2:
Jullie wáren dood door de misstappen en zonden
waarmee jullie de weg gingen van de god van deze wereld, de heerser over de machten in de lucht, de geest die nu werkzaam is in hen die God ongehoorzaam zijn.

De mens is bij zijn val geen duivel geworden, want zowel in satan en zijn demonen als door hen functioneert geen enkele vorm van leven, wat bij de mens wél het geval is.
Zelfs van heidenen wordt gezegd dat zij de wet van nature naleven, dus dat ze uit zichzelf het goede doen (zie Romeinen 2:14).
Zij (zelfs heidenen!) zijn dus zeker niet totaal wetteloos.
Hun geweten functioneert nog.

Iedere zondige daad of gedachte waar hij op doorborduurt brengt de mens dichter bij zijn geestelijke ondergang, zoals iedere (ernstige) ziekte hem dichter bij zijn natuurlijke dood brengt.
Zijn ondergang is de eindbestemming van de mens die zondigt (zie Filippenzen 3:19).
Dan treft hem hetzelfde lot als vastgesteld is voor satan en zijn demonen, zoals Jezus in Matteüs 25:41 zegt tegen hen die geen medelijden hebben gehad met hun naasten:
Jullie zijn vervloekt, verdwijn uit mijn ogen naar het eeuwige vuur dat bestemd is voor de duivel en zijn engelen.