8. Teksten uit het nieuwe testament over erfzonde
1 Korintiërs 15:49
Zoals we nu de gestalte van de stoffelijke mens (grondtekst: gedragen) hebben, zo zullen we straks de gestalte van de hemelse mens hebben.
Paulus heeft in 1 Korintiërs 15:44-49 over een stoffelijke, aardse of eerste mens en over een hemelse of tweede mens.
Om een beeld te gebruiken: het eerste koolwitje is een rups en het tweede een vlinder.
Het eerste hoort bij de aarde en het tweede hoort bij de lucht.
De menselijke geest zorgt er eerst voor dat de stoffelijke mens naar lichaam en ziel volwassen wordt.
Adam is in zijn ontwikkeling blijven steken en hij is niet omgevormd tot een geestelijk wezen.
Daarom is hij in dit verband het prototype van de natuurlijke mens die zich alleen in het natuurlijke leven ontwikkelt.
‘In Adam zijn’ betekent daarom: als natuurlijk mens leven.
Een volwassen geworden mens heeft normaliter meer kennis, wijsheid, wil, zelfbeheersing en verantwoordelijkheidsbesef dan een kind.
Dit als hij in zijn natuurlijke groei tenminste niet afgeremd is.
Paulus merkt op in 1 Korintiërs 15:44:
Wanneer er een aards lichaam is, is er ook een geestelijk lichaam.
Of we het nu willen geloven of niet: we hebben naast ons zichtbaar, natuurlijk lichaam, ook een onzichtbaar, geestelijk lichaam.
Dit laatste hoort zich ook (en vooral) te ontwikkelen.
Als de rups volwassen is, hoort de vlinder eruit te komen.
De eerste Adam is een levende ziel met alleen een natuurlijk (gericht) leven.
De laatste Adam, Jezus Christus, is de definitieve door God bedoelde mens, met een volledig ontwikkeld natuurlijk én geestelijk leven.
Onze nieuwe mens ontwikkelt zich tot dit hoge niveau doordat de in hem wonende geest van God toeneemt in kracht, wijsheid en liefde.
En dit kan alleen als wij onszelf hiervoor inzetten.
1 Korintiërs 14:1:
Jaag de liefde na en streef naar de gaven van de geest, vooral naar die van de profetie.
Zo gaan in ons de geestelijke begaafdheden functioneren, waardoor we onze plaats in de geestelijke wereld kunnen innemen.
In deze onzichtbare wereld kan onze menselijke geest, die verbonden is met de Goddelijke geest, heersen over satan en zijn trawanten.
Adam is samengesteld uit de elementen van de aarde en zijn natuurlijke leven wordt in stand gehouden door zijn menselijke geest.
Zo’n levende ziel hoort bij de aarde.
Maar onze nieuwe mens hoort bij de hemel.
In onze tekst (1 Korintiërs 15:49) gaat het niet over Adam na zijn val, maar om de mens die onbeschadigd is.
Helaas is hij in zijn ontwikkelingsproces verleid, misleid en verdrukt.
Deze mens begint onschuldig, maar hij bouwt een geestelijke schuld (het ‘loon van de zonde’) op als hij door satan en zijn demonen overweldigd en misbruikt wordt.
Als hij dan slechte dingen gaat doen, mag satan hem zijn (negatieve) loon uitbetalen, dat onder andere bestaat uit: aanklacht, ziekte, gebondenheden en andere ellende.
De hemelse mens, Jezus Christus, is van een gaaf natuurlijk mens door de doop in de heilige geest van God en door zijn leven in en vanuit de geestelijke wereld een volmaakt geestelijk mens geworden.
Zo evolueren ook wij, zoals staat in 2 Korintiërs 3:18:
Wij allen die met onbedekt gezicht de luister van de Heer aanschouwen (of: weerspiegelen), zullen meer en meer door de geest van de Heer naar de luister van dat beeld worden veranderd.
Gods plan met ons is dus:
- dat we bevrijd worden van de invloed van satan en zijn demonen
- dat we geen zondeschuld meer hebben doordat Jezus deze voor ons betaald heeft en we nu dus rechtvaardigen zijn
- dat we gedoopt worden in Gods heilige geest en dat de liefde van God en de gaven van zijn geest zich volledig in ons ontwikkelen
- dat we uiteindelijk het geestelijke niveau van Jezus Christus bereiken, dit is: dat wij openbaar worden als zonen van God.
Er staat dus niet dat wij het beeld van een slecht, verdorven en verwerpelijk mens hebben gedragen, maar wél dat wij van natuurlijke mensen moeten veranderen in geestelijke mensen, zoals 1 Korintiërs 15:46 aangeeft:
Niet het geestelijke is er als eerste, maar het aardse; pas daarna komt het geestelijke.