Erfzonde

8. Teksten uit het nieuwe testament over erfzonde

Efeziërs 2:3

Net als zij lieten ook wij allen ons eens beheersen door onze wereldse begeerten, wij volgden alle zelfzuchtige verlangens en gedachten die in ons opkwamen en stonden van nature bloot aan Gods toorn, net als ieder ander.

Ook deze tekst wordt door de aanhangers van de erfzondeleer gebruikt om aan te tonen dat de mens in wezen verdorven is.
De kanttekenaars bij de Statenvertaling vinden in deze tekst aanleiding om het volgende op te merken:
"Wij zijn aan de toorn van God onderworpen vanwege onze aangeboren zonde en van nature of door de natuur; dat is van onze geboorte of moeders lijf."

Om de betekenis van de uitdrukking ‘van nature’ (phusis) goed te begrijpen, is het goed om eens te zien in welke tekstverbanden deze nog meer voorkomt.
De vraag daarbij is of met ‘van nature’ alleen het wezen van de mens bedoeld wordt, dus zijn persoonlijkheid.
In Romeinen 2:14 lezen wij dat er volken zijn die de wet niet hebben, maar die wet ‘van nature’ naleven.
Bij hun ontwikkeling blijkt dus dat deze mensen niet door en door verdorven zijn, maar dat Gods wet (of wetmatigheden) nog steeds in hun innerlijk (in hun geweten) aanwezig is (zijn).

Zij horen dan bij die mensen tegen wie de Heer eens zal zeggen:
Want Ik had honger en jullie gaven Mij te eten, Ik had dorst en jullie gaven Mij te drinken.
Ik was een vreemdeling en jullie namen Mij op
(Matteüs 25:35).
Het zijn dus goede mensen die uit hun schatkamer met goede dingen het goede tevoorschijn halen (zie Matteüs 12:35).
Zulke mensen kunnen als niet-Joodse volken ook goede wetten uitvaardigen waarmee ze het kwaad beteugelen en voorkómen.
Hun wezen is dus niet verdorven!

In 1 Korintiërs 11:14 zegt Paulus dat de natuur leert dat het dragen van lang haar een schande voor een man is.
Hier wordt met ‘natuur’ de gewoonte of de gangbare mode bedoeld.
Want ‘van nature’ heeft de man juist lang haar, als hij dit niet laat knippen, dus kunstmatig kort houdt.
In Galaten 2:15 zegt Paulus tegen Petrus:
Hoewel wij Joden van geboorte zijn en geen zondaars uit andere volken …
Voor ‘van geboorte’ staat in de grondtekst ‘van nature’.
Wie leest (en begrijpt) wat hier staat, moet concluderen dat de Joden van nature géén zondaars zijn.

Paulus bedoelt dat de Joden onder de wet zijn geboren, dus onder een vorm van Gods genade en gunst.
Maar de andere volken groeien op in een wereld die onder de heerschappij ligt van de heerser over deze wereld, satan.
Deze gedachte vinden wij nu terug in Efeziërs 2:1-3.
De andere volken zijn dood door hun misstappen en zonden en dus niet op grond van hun geboorte.
De oorzaak van hun ellende is dat zij in een door satan bezet gebied opgroeien.

Er wordt gesproken over de god van deze wereld, de heerser over de machten in de lucht, de geest die nu werkzaam is in hen die God ongehoorzaam zijn (zie vers 2:2).

Ondanks de bescherming die God om Israël geplaatst heeft, moet Paulus dan toch nog erkennen in vers 3:
Net als zij lieten ook wij allen ons eens beheersen door onze wereldse begeerten, wij volgden alle zelfzuchtige verlangens en gedachten die in ons opkwamen en stonden van nature bloot aan Gods toorn, net als ieder ander.
De Bijbel heeft het over de toorn van God, als mensen een prooi worden van de demonen in de geestelijke wereld.

In Romeinen 1:18 staat, dat Gods toorn zich vanuit de hemel openbaart over al het kwaad en onrecht van hen die met hun onrechtvaardigheid de waarheid geweld aandoen.
God kan niet anders dan zulke mensen over te laten aan de demonen omdat zij de duisternis liever hebben dan het licht.
Het is hun eigen keus.
God zelf keert het loon van de zonde, de ellende, de ziekte en de dood niet uit, maar dat doet satan.
Helaas doet satan dit ook aan hen die niet voor hem werken, want hij is wetteloos.

De rechtvaardigen kunnen dan met Job zeggen dat zij zonder reden moeten lijden.
In de uitdrukking: Net als zij lieten ook wij allen ons eens beheersen door onze wereldse begeerten, is geen sprake van erfsmet.
Hier gaat het om een natuurlijke ontwikkeling, omdat de wereld in de macht van satan is en iedereen gezondigd hééft.