Erfzonde

7. Teksten uit het oude testament over erfzonde

Jesaja 64:4-6 (ged.)

Maar nu bent U in toorn ontstoken,
omdat wij gezondigd hebben.
Hadden we maar de oude weg gevolgd,
dan zouden we worden gered.
Wij allen zijn onrein geworden,
onze gerechtigheid is als het kleed
van een menstruerende vrouw.
Wij allen zijn als verwelkte bladeren,
verwaaid op de wind van ons wangedrag.
Er is niemand die uw naam aanroept,
die zich ertoe zet uw hand te grijpen.

In deze teksten komt duidelijk naar voren dat de ‘toorn van God’ ligt op hen die met de daad zondigen en die daardoor onrein zijn gewórden …
De ‘toorn van God’ is het negatieve loon dat satan uitbetaalt aan wie voor hem werkt, bijvoorbeeld schuldgevoel, depressie, aanklacht, ziekte en tot slot de dood.
De profeet heeft het dus niet over een oorsprong van de mens in onreinheid, maar over een toestand waarin de mens door zijn zondigen gekómen is.
Wij allen zijn onrein gewórden,
onze gerechtigheid is als het kleed
van een menstruerende vrouw.

Onze rechtvaardigheid omhult ons eerst als een schoon kleed.
Maar door onze zondige daden wordt dit kleed vuil.

De opmerking aan het eind van vers 6 dat wij allen zijn als verwelkte bladeren, verwaaid op de wind van ons wangedrag wijst er wel op dat dit blad eerst fris en groen aan de boom heeft gezeten.

Vers 4 zegt:
U komt ieder tegemoet
die van harte rechtvaardig handelt,
die uw weg gaat, met U voor ogen.

Er zijn dus mensen die van harte rechtvaardig handelen, dat is dus wel iets anders dan ertoe geneigd zijn alleen maar het kwade te doen!

Een duidelijke aanwijzing voor ons om elke tekst en vooral die als bewijs voor een dogma wordt gebruikt, te toetsen binnen de context waarin deze staat en te vergelijken met andere teksten waarin hetzelfde onderwerp aan de orde komt.