Erfzonde

1. Van demonische oorsprong

De bewerkers van het kwaad

Jezus heeft kennis van de onzichtbare wereld en Hij onderscheidt of de geesten uit God zijn of uit de vijand (zie 1 Johannes 4:1).
Hij weet ook wat er leeft in de mensen (zie Johannes 2:25).
Wanneer Petrus getuigt dat Jezus de Christus is, de Zoon van de levende God, antwoordt de Heer:
Gelukkig ben je, Simon Barjona, want dit is je niet door mensen van vlees en bloed geopenbaard, maar door mijn Vader in de hemel.
Petrus heeft dus contact (gehad) met de hemelse Vader.

Enkele verzen later lezen we dat dezelfde leerling een verkeerde raad geeft.
Dan keert Jezus zich om en zegt tegen Petrus:
Ga terug, achter mij, satan!
Je zou me nog van de goede weg afbrengen.
Je denkt niet aan wat God wil, maar alleen aan wat de mensen willen
(Matteüs 16:16-17 en 23).
De lippen van Petrus vormen dan de spreekbuis van satan die de Heer wil tegenhouden om op weg te gaan om voor onze zondeschuld te sterven.
Als Petrus Jezus verloochent, wordt niet gezegd dat deze leerling een zwak ogenblik heeft of dat de oude mens in Simon overheerst, maar:
Simon, Simon, weet dat satan jullie voor zich heeft opgeëist om jullie als graan te mogen zeven.
Maar ik heb voor je gebeden opdat je geloof niet zou bezwijken
(zie Lucas 22:31-32).

Je echte vijanden ontdekken

Het grote geheim van het evangelie van het koninkrijk van de hemel is dat men zijn echte vijanden weer ontdekt én zo de weg geopend wordt om van hen bevrijd te worden:
… dat Hij ons zou geven, zonder angst, uit de hand van de vijanden verlost, Hem te dienen in heiligheid en gerechtigheid voor zijn aangezicht, al onze dagen (zie Lucas 1:74-75 NBG).
De Zoon van God is dan ook verschenen om de daden van de duivel teniet te doen (zie 1 Johannes 3:8).

Jezus doet geen daden van mensen teniet en hij vecht niet tegen vlees en bloed, maar Hij bidt voor zijn (menselijke) vijanden, hoewel zij het zijn die de plannen van satan tegen Hem uitvoeren.
Demonen beïnvloeden de gedachten van de mens, verleiden hem en dwingen hem dingen te doen die tegengesteld zijn aan het wezen van God.
Deze geesten gebruiken onze innerlijke mens om hun antigoddelijke intenties te infiltreren en deze om te (laten) zetten in daden.
Dit kan niet anders, want zelf hebben ze geen stoffelijk lichaam om slechte daden te kunnen verrichten.

Zij veroorzaken onrust, twijfel, hoogmoed, angst, leugen, onreinheid, moord, diefstal, jaloezie, ruzie, verslaving en wat er nog meer aan slechte zaken te bedenken valt.
Zoals van de heilige geest gezegd wordt:
Jullie kennen hem wel, want hij woont in jullie en zal in jullie blijven (zie Johannes 14:17),
zo kunnen we ook van demonen zeggen: "Ze willen in je wonen en in je blijven."

Het nieuwe testament legt een oorzakelijk verband tussen de inwerking van de demonen en het zondigen.
Tegen de Joden zegt Jezus dat satan hun vader is (zie Johannes 8:44).
Zij worden dus geleid door zogenaamde religieuze demonen of ‘vrome geesten’.
Dit zijn demonen die mensen op religieus vlak inspireren tot foutieve gedachten over God en zijn plan.
Van Kaïn wordt gezegd dat hij uit de duivel is en dus door deze aangespoord wordt.
Dit staat dan in lijnrechte tegenstelling tot het uit God voortkomen van de echte gelovigen die door Gods heilige geest worden geïnspireerd (zie 1 Johannes 3:12 en 4:6).

Het nieuwe testament staat vol met aanwijzingen dat de onheilige geestenwereld de verwekker of veroorzaker is van alle ellende en kwaad.
We kunnen lezen over demonen, onreine geesten, (heersers over) machten in de lucht, heersers en machthebbers van de duisternis, leugengeesten en demonen die allerlei ziekten veroorzaken.
Er is sprake van het uur van de macht van de duisternis en van de god van deze eeuw of wereld die de gedachten van mensen verblindt, enzovoort.

Wij kunnen als christenen deze geesten weerstaan en overwinnen als wij de wapenrusting van God dragen en ook zijn wapens gebruiken (zie Efeziërs 6:11-17).

Satan is de zaaier van het onkruid.
Satan neemt bezit van Judas en aan Ananias wordt gevraagd waarom satan hem misleid heeft om Gods geest te bedriegen.
Johannes schrijft aan de sterke jonge gelovigen die het woord van God blijvend in zich hebben, dat zij satan overwonnen hebben.
Jezus wordt geopenbaard als Zoon van God om de daden van satan teniet te doen.
Zij die zondigen, worden kinderen of zonen van satan genoemd.

Jezus trekt als weldoener door het land Palestina en geneest iedereen die in de macht van satan is.
In het boek Openbaring wordt gesproken over de tijd van de beproeving als de hele aarde en de mensen die erop leven, op de proef worden gesteld.
En over demonische geesten die erop uitgaan om alle ‘koningen op aarde’ bijeen te brengen voor de slag bij Harmagedon.
Duidelijk verbindt de Bijbel al het kwaad aan de terreur van de schijnbaar overmachtige vijandelijke bezetter van de aarde, die door ons als goedwillende mensen niet in eigen kracht kan worden weerstaan.

Zijn we nou helemaal ‘verdorven’?

Daarom moeten wij door de geest van God die (als het goed is) in ons woont de demonen weerstaan, bestraffen, binden en uitdrijven.
Heel duidelijk wordt in de Bijbel de verbinding gelegd tussen gepleegde zonden en de (in)werking van de demonen.
Maar in de ‘orthodoxe prediking’ wordt ons op alle mogelijke manieren aangepraat dat wij zelf totaal verdorven zijn, dat wijzelf geneigd zijn tot alle vormen van slechtheid en dat zelfs onze beste daden ‘met zonden bevlekt’ zijn.
Ook de deugden van de wereldse mens zijn in deze visie slechts ‘blinkende zonden’.

Mijn (van de bewerker) lieve moeder zei altijd dat we de hele dag door zondigen.
Dit had ze zeker van de dominee geleerd.
Als ik haar vroeg welke zonde(n) ze die dag gedaan had, gaf ze een ontwijkend antwoord; ze wist het niet.

Maar het evangelie van Jezus Christus, dus zijn leer over het koninkrijk van de hemel, trekt ook deze sluier van constante en onterechte aanklacht weg die over onze denkwereld kan liggen.
Het wijst de demonen in de onzichtbare wereld aan als dé vijanden van God en de mens.