11. Wat neemt de mens mee bij zijn sterven?
Wat krijgen we bij onze geboorte?
Wat krijgt een kind al voor of bij zijn geboorte via zijn ouders mee?
In de eerste plaats de menselijke levensgeest die de drager is van de wetten of wetmatigheden die God in de schepping heeft gelegd.
Hierdoor kan het kind leven en zich natuurlijk en geestelijk ontwikkelen.
Zijn uitnemende menselijke geest gaat veruit boven de levensgeesten van planten en dieren.
Wan wij zijn familie van God, zijn nakomelingen!
De levensgeest zal eerst een natuurlijk lichaam ontwikkelen en een ziel die op de zichtbare wereld is gericht.
De jonge mens neemt bij zijn groeiproces vaak veel kenmerken over van zijn of haar ouders en (dus) van de families waaruit hij of zij ontstaan is.
We kunnen hierbij denken aan huidskleur, lichaamsbouw, kleur van haar en ogen, maar ook aan veel opvallende eigenschappen van de innerlijke mens zijn erfelijk: een scherp verstand, verschillen in aanleg zoals een talen – of een wiskundeknobbel.
Ook technische aanleg, muzikaliteit, kunstzinnigheid en aanleg voor leiderschap zijn vaak erfelijk.
Wij erven van onze ouders naast onze geest de natuurlijke zaken die tijdelijk zijn en die vergaan.
Uit het woord van God hebben we laten zien dat zonde en zondeschuld niet worden meegegeven, maar dat satan ieder mens zoveel mogelijk onder zijn heerschappij wil brengen, daar deze in ‘zijn domein’ wordt geboren.
Maar Christus bevrijdt ons van satan en zijn demonen om ons naar zijn koninkrijk over te plaatsen.
Bij ziekte tasten de demonen vaak ons lichaam aan, maar ook onze ziel en onze geest.
De Heer heeft de ouders opgedragen hun kind te beschermen, te verzorgen en van al het nodige te voorzien.
Zo is het ook zijn bedoeling dat zij in de geestelijke wereld hun kind omringen, opvoeden en de nodige kennis van de geestelijke wereld bijbrengen.
Bij de verzorging hoort ook de sfeer waarin het kind opgroeit, zowel in het natuurlijke als in het geestelijke.
De goede omgeving, de zuivere sfeer, de eerlijkheid en het geloof van de ouders zullen meewerken aan de ontwikkeling van het kind tot een humaan mens.
En dat niet alleen: als de tijd daar is zal hij of zij opgroeien tot een volmaakt christen en zo metamorfoseren in een geestelijk wezen.
Dan kan hij of zij als een zoon van God alles doen wat Jezus hem of haar in bijvoorbeeld Marcus 16 (en uiteraard op veel andere plaatsen in de Bijbel) heeft opgedragen om te doen.
En dat is geen zware last, integendeel.
Het hoort bij het meest zinvolle en vreugdevolle wat een mens in zijn leven kan doen!
Duidelijk is ook dat deze zonen van God nu nog niet naar buiten zijn gekomen (geopenbaard) en dat tot nu toe onze Heer de enige volmaakte, geestelijke mens is.
Maar een mens kan de totale overwinning behalen op de demonen, ook al leeft hij tijdelijk in een wereld waarover satan de heerser wordt genoemd.
Want er is al een groot verschil tussen ongelovige mensen, maar ook tussen christenen onderling.
Wie vuil is wordt nog vuiler en wie heilig is, wordt nog verder hersteld (zie Openbaring 22:11).
Toch is het gevaarlijk om conclusies te trekken, terwijl we daarbij uitgaan van wat we kunnen zien, het uiterlijke.
De Heer Jezus bepaalt zijn luisteraars bij de gevolgen die verschillende manieren van leven voor de eeuwigheid kunnen hebben.
Hij vertelt hun het verhaal van de man die op aarde rijk is, maar arm in God en van hem die tot de ‘verworpenen van de aarde’ wordt gerekend, maar die een vriend van God genoemd wordt.