Geestelijk denken

2. De vergelijking van het onkruid in de akker

Wanneer is de zuivering van de gemeente?

In die tijd is men niet in staat geweest het onkruid te herkennen en te verwijderen.
Maar men kán dit dan ook nog niet omdat men nog niet weet hoe het ‘echte graan’ eruitziet.
Wel ziet men misschien de halm en ook de aar, maar nog niet het rijpe koren in de aar.
Dit duidelijkste herkenningsteken is tot nu toe nog niet zichtbaar geworden.
En wie goed en kwaad wil leren onderscheiden, moet in de eerste plaats het goede, dat wil zeggen het doel van het plan van God, kennen.
Jezus maakt ons duidelijk dat dit pas mogelijk is in ‘de laatste tijd’.
We kunnen dwalingen het duidelijkst herkennen in het licht (van de kennis) dat bij deze ‘voltooiing van de tijd’ (zie Efeziërs 1:10) erop schijnt.
De wereld, de christenheid en de afvallige kerk maken zich nu op voor de eindfase van Gods plan.

Daarom verschilt onze tijd zo totaal van de vorige eeuwen.
Overal wordt radicaal met het verleden afgerekend; onze methoden, gebruiken, inzichten en kennis staan vaak los van vroeger.
Onze jeugd geeft niets meer om de oude tijd met haar gebruiken en gewoonten.
Wij leven nu in een heel andere wereld waarin we niet meer genoeg hebben aan de inzichten van ons voorgeslacht.
Deze bestaan trouwens voor het grootste deel ook nog eens uit wat dwaalgeesten en demonen hen wijsgemaakt hebben (zie 1 Timoteüs 4:1).
Daarom alleen al zullen we ons hiervan grondig moeten distantiëren.

Niet achterom zien, de late regen valt al!

Maar ónze gedachten gaan al uit naar de oogst, naar het rijpe graan, de volmaakte vrucht.
Jezus leert ons rekening te houden met de toekomst en niet achterom te kijken (zie Lucas 9:62).
Alleen zó zijn we geschikt voor het koninkrijk van God.
In het tijdperk van de (ontwikkeling van de) aar, waarin wij nu leven, richten we al onze aandacht op wat komen gaat: het volle koren in de aar.
Wij blijven niet stilstaan bij de halm, maar we zijn bezig met de vrucht die (in ons) aan het groeien is.
Overal zien we, ook in ons eigen leven, de groene knopjes verschijnen.
Het is in het begin nog zacht en het lijkt nietig, maar het groeiproces gaat snel.
Dat weet iedereen die een tuin heeft of op een andere manier kennis heeft van de natuur.

In de laatste jaren gaan de ogen van veel christenen open, ze worden wakker uit hun slaap.
De late regen begint te vallen: ze worden gedoopt in de geest van God en ze krijgen ook inzicht in de principes van het koninkrijk van de hemel.
Ze weten dat Gods liefde en de geestelijke gaven (zie onder andere 1 Korintiërs 14:1) onmisbaar zijn om het doel van God met de mens te bereiken.
Het geheim van het evangelie van Jezus Christus is dat het niet teruggrijpt naar de eeuwen waarin Gods geest nauwelijks heeft kunnen werken.
Want dit evangelie is gericht op de tijd van het einddoel, wanneer de oogst wordt binnengehaald en het plan van God volledig wordt gerealiseerd.

We kunnen ons afvragen of we ‘het onkruid’ in onze gemeente dan maar moeten tolereren omdat we dit nu nog niet mogen oogsten?
Het antwoord is: nee.
Van de zondaars in de gemeente wordt gezegd: Verwijder wie kwaad doet uit jullie midden (zie 1 Korintiërs 5:13).
Bij foutieve leerstellingen of onbijbelse visies ligt dit anders.
Veel gelovigen worden misleid en zij zien dit (nog) niet in.
De voorganger en de oudsten zijn in de gemeente van Jezus Christus verantwoordelijk voor het gezonde onderwijs (zie onder andere Titus 1:9).
Namens Jezus, in zijn opdracht, zullen zij als betrouwbare medewerkers goed zaad op de akker uitstrooien.
Zij moeten verantwoording afleggen aan hun hemelse opdrachtgever hoe zij de hun toevertrouwde kudde weiden en voedsel geven.

Wanneer de volledige waarheid, dit is het evangelie ván Jezus Christus, gebracht wordt, zullen de ogen van de misleide gelovigen opengaan.
Dan moet elke dwaalgeest of religieuze demon (zie 1 Timoteüs 4:1) het afleggen tegen de geest van de waarheid (zie onder andere 1 Johannes 4:6).
Want als we, om een beeld te gebruiken, in een donkere schuur het licht aandoen, vlucht het ongedierte naar alle hoeken en gaten om zich te verbergen.

Johannes schrijft over de antichristenen in zijn dagen:
Ze zijn uit ons midden voortgekomen maar ze hoorden niet bij ons,want als ze werkelijk bij ons hadden gehoord, zouden ze bij ons gebleven zijn.
Maar het moest aan het licht komen dat niemand van hen bij ons hoorde
(1 Johannes 2:19).
Deze mensen die vasthouden aan demonische leerstellingen, worden dus niet uit de gemeente gezet, maar zij maken zich er zelf los van.
Maar als de leiders van een gemeente zelf dwalingen verkondigen, worden de andere gelovigen, die zich aan de waarheid houden, aangespoord:
Ga weg uit die stad (Babylon) mijn volk, zodat je geen deel hebt aan haar zonden en ontkomt aan de plagen die haar zullen treffen (zie Openbaring 18:4).

Aan hun vruchten te herkennen

Het woord van God werkt altijd als een zwaard dat aan twee kanten scherp is.
Hebreeën 4:12 zegt:
Want levend en krachtig is het woord van God, en scherper dan een tweesnijdend zwaard: het dringt diep door tot waar ziel en geest, been en merg elkaar raken en het is in staat de opvattingen en gedachten van het hart te ontleden.
Door het woord van God kunnen we onze denkwereld totaal zuiveren en ontdoen van elke misleiding en verleiding van satan, die ons van God en zijn plan met ons, afleiden.
Dit geestelijke zwaard maakt een scheiding tussen waarheid en leugen en tussen rechtvaardigheid en onrechtvaardigheid in ons leven.

In deze laatste tijd gaat het heldere licht van Gods woord weer schijnen en kan het door de mensen gezien worden.
Dit komt doordat het evangelie van het koninkrijk van de hemel weer gebracht wordt, waardoor de dwalingen radicaler en sneller ontmaskerd kunnen worden.
Hierdoor en doordat de dwaalleraars de gemeente van Jezus Christus verlaten (zie hiervoor bij 1 Johannes 2:19) zal dit lichaam van de Heer totaal zuiver worden.
Zo onderkennen wij dat dit ‘het laatste uur’ is (zie 1 Johannes 2:18); ook dit is een teken van de tijd.
We nemen geen genoegen meer met halve en verdraaide ‘waarheden’, zoals noodgedwongen onze voorouders, maar we willen alleen nog het volledige evangelie van Jezus Christus zelf horen en praktiseren.
Deze volle(dige) waarheid, waarnaar ook Gods geest ons de weg wijst (zie Johannes 16:13) werkt oordelend, dat is scheiding makend tussen goed en kwaad, tussen wat van God is en wat van zijn tegenstander.

In de Bijbel worden we gewaarschuwd dat de misleiders en de demonen zich vaak in schapenvachten (zie Matteüs 7:15) of als een engel van het licht (zie 2 Korintiërs 11:14) aan ons presenteren.
Ze lijken zo tolerant, lief en vriendelijk, maar we hebben in de geestelijke wereld met wolven (demonen) te doen die erop uit zijn de kudde, de gemeente, te verscheuren.
Soms zijn ze zelfs vermomd als iemand die dezelfde visie heeft of in elk geval lijkt te hebben als wij.
Bij wat ze verkondigen of profeteren zeggen ze: "Zo zegt Jezus", terwijl de Heer hen niet gezonden heeft.
Voor de gemeente is het van het grootste belang in de waarheid staande te blijven, zodat ook de achterliggende demonen eenvoudig ontmaskerd kunnen worden.
Gelukkig kunnen wij voorgangers en leraars aan hun vruchten herkennen (zie Matteüs 7:16), met andere woorden: in welk mate zijn zezelf (al) gelijkvormig aan Jezus Christus en/of streven zij hiernaar?