8. Leerling van het koninkrijk
Letterlijk of geestelijk, vergeestelijken
Maar dit alles begrepen de geestelijke leiders in de dagen van Jezus niet, net als ook veel christenen nu.
Ze hebben de slogan: je moet lezen wat er staat.
Een bekende Engelse referencebijbel zegt het zo: "Het algemene principe van Bijbeluitleg moet zijn dat men de schriftwoorden letterlijk moet nemen en ze niet vergeestelijken."
Men stelt dan de letterlijke tegenover de geestelijke betekenis.
Maar dit klopt niet.
Tegenover letterlijk staat figuurlijk of beeldend.
‘Letterlijk’ kan zowel betrekking hebben op het natuurlijke als op het geestelijke.
We kunnen bijvoorbeeld zeggen dat de gemeente het lichaam van de Heer is.
Het woord lichaam wordt als beeld gebruikt om de onderlinge samenhang van de leden aan te geven.
Lichaam is hier letterlijk iets in de zichtbare wereld, maar net zo letterlijk en reëel iets in de geestelijke wereld.
Het nieuwe Jeruzalem is beeldspraak, wordt dus figuurlijk gebruikt, maar het betekent een geestelijk volk van God dat zeer concreet, dus letterlijk, bestaat.
De schriftgeleerden zijn mannen die alles weten van de ‘wet en de profeten’.
Maar ze zijn wel ongeestelijke mensen en daardoor begrijpen ze de woorden van Jezus niet.
Ze nemen zijn woorden alleen letterlijk in de natuurlijke, maar niet letterlijk in de geestelijke wereld.
Ze kunnen de uitspraken van Jezus niet overzetten in de onzichtbare wereld, omdat ze geestelijk blind en doof zijn (zie Matteüs 13:13).
Ze hebben een ‘sluier over hun hart’, een bedekking over hun innerlijke mens, een waas over hun denkwereld, wat betekent dat ze niet openstaan voor de diepere bedoeling van Jezus’ woorden (zie 2 Korintiërs 3:15).
We geven hiervan nog een paar voorbeelden.
In Johannes 2:18 en 19 zegt Jezus tegen de Joden die een teken van Hem willen:
Breek deze tempel maar af en Ik zal hem in drie dagen weer opbouwen.
Maar zij kunnen deze woorden in hun innerlijk niet ‘vertalen’ in die zin dat ze de geestelijke realiteit ervan begrijpen.
Voor hen is de tempel een gebouw van stenen en hout.
Daarom reageren ze heel verbaasd en geërgerd (in vers 20):
Zesenveertig jaar heeft de bouw van deze tempel geduurd en U wilt hem in drie dagen weer opbouwen?
Zij kunnen zich niet voorstellen dat een mens de echte tempel van God is, omdat Hij door zijn geest in hem woont.
En dat de aardse tempel alleen maar een schaduwbeeld is van deze geestelijke werkelijkheid.
Als Stefanus hen later wijst op dit verschil tussen schaduw (het letterlijke in de natuurlijke wereld) en werkelijkheid (het letterlijke in de geestelijke wereld), zegt hij:
Toch woont de Allerhoogste niet in een huis dat door mensenhanden is gemaakt (zie Handelingen 7:48).
En ook Paulus die deze gedachtengang van de eerste christelijke martelaar kent, zegt:
Weten jullie niet dat jullie Gods tempel zijn en dat de geest van God in jullie woont? (zie 1 Korintiërs 3:16 NBG).
Geestelijk denken moeilijk?
Toch zijn er ook nu nog veel mensen die menen dat de ‘tempel van God’ in 2 Tessalonicenzen 2:4 een aardse tempel is, waarin de wetteloze mens plaats zal nemen.
Ook wat betreft de uitleg van de tempel van God in Openbaring 11:1, die Johannes moet opmeten, staan deze Bijbeluitleggers op het (aardse) niveau van de Joden in Jezus’ dagen.
Maar in verband met de spoedig verwachte komst van de Heer en de ontwikkelingen daarna, moeten zij de zesenveertig jaar die de Joden voor een herbouw denken nodig te hebben, reduceren tot een tijdsbestek van drie en een half jaar!
Maar misschien kan dat wel met de tegenwoordige moderne bouwtechnieken …?
In Johannes 6:30 vragen de Joden:
Welk wonderteken kunt U dan verrichten?
Als we iets zien zullen we in U geloven.
Wat kunt U doen?
Zij verwachten van Hem een ‘teken uit de hemel’, zoals onder andere blijkt uit hun vraag in Matteüs 16:1.
Maar Jezus heeft zo vaak en zo veel wonderen en tekenen gedaan door de kracht die Hij in de onzichtbare wereld bezit.
Hij heeft demonen uitgeworpen, gebonden mensen bevrijd, zieken genezen en zelfs doden levend gemaakt.
En Hij brengt elke dag en overal in de steden en dorpen het evangelie van het koninkrijk van de hemel.
Maar deze geestelijke wereld is voor de orthodoxe of rechtzinnige leiders gesloten.
Ze gaan hier zelf niet naar binnen en anderen die dit graag willen, houden ze tegen (zie Matteüs 23:14).
Ze zeggen dat hun voorouders in de woestijn ‘brood uit de hemel’ te eten hebben gekregen, waarmee ze aangeven alleen wonderen uit de natuurlijke wereld te accepteren.
Ze kijken alleen naar de zichtbare hemel, maar ze hebben geen weet van de hemel die Jezus bedoelt.
Hij zegt, daarbij waarschijnlijk wijzend op zichzelf:
_Maar dit is het brood dat uit de hemel is neergedaald; wie dit eet sterft niet_ (Johannes 6:50).
Zie voor het totaalbeeld waarbinnen deze uitspraken zijn gedaan Johannes 6:30-56.
Blinde religieuze leiders
We kunnen ons voorstellen dat Jezus wel iets moet wegslikken als Hij altijd maar weer ziet en hoort hoe de religieuze leiders geestelijk zo blind zijn (zie Marcus 8:11 en 12).
En dat niet alleen, dat kunnen ze nog wel veranderen, maar hun innerlijk is zo verhard door de religieuze demonen, dat ze, zoals blijkt, niet anders meer kúnnen.
En met zoveel kennis van het oude testament zouden ze toch ook wel beter moeten kunnen weten!
Maar zij staan met hun letterlijke opvatting van de woorden van onze Heer op hetzelfde niveau als vrouw uit Samaria.
Als Jezus haar ‘levend water’ aanbiedt, zegt ze:
Maar heer, U hebt geen emmer en de put is diep – waar wilt U dan levend water vandaan halen? (zie Johannes 4:11).
Ook Nicodemus, een theoloog, reageert net zo, als hij bij zijn gesprek met Jezus over het opnieuw geboren worden, vraagt:
Hoe kan iemand geboren worden als hij al oud is?
Hij kan toch niet voor de tweede keer de moederschoot ingaan en weer geboren worden? (zie Johannes 3:4).
Op ditzelfde ongeestelijke peil staan ook de fundamentalistische uitleggers die de verwachte gebeurtenissen in de eindtijd letterlijk natuurlijk verklaren.
Ze hebben het dan over:
aardbevingen, aardbreuken, vloedgolven, pandemieën, vulkanische uitbarstingen, sterrenregen, zons- en maansverduisteringen en oorlogen en hongersnoden, alle in de natuurlijke wereld.
Ook voor hen gelden de niets aan duidelijkheid overlatende woorden van de Heer:
De buitenkant van aarde en hemel kunnen jullie onderscheiden, waarom zien jullie niet wat er in deze tijd aan de hand is? (zie Lucas 12:56 NBG, bewerkt).
Ze zeggen dat ze ‘Bijbelgetrouwe christenen’ zijn, maar ze houden de woorden van God op het aardse vlak.
En dit terwijl Jezus alleen beelden gebruikt die in de geestelijke werkelijkheid letterlijk uitkomen.
Zoals al eerder gezegd, zelf willen ze niet denken en handelen vanuit deze onzichtbare wereld, maar doen ze zich wel voor als echte gelovigen.
Ze willen vasthouden aan hun zichtbare eer en voorrechten en deze niet inruilen voor het in hun ogen onbekende en onzekere geestelijke, waardoor ze misschien teveel los moeten laten.
Anderen beletten Gods rijk binnen te gaan
Doordat ze zo huichelen, bedriegen ze anderen die wél de geestelijke weg willen gaan.
Zo beletten zij hen om de geestelijke rijkdommen van God zich eigen te maken.
We kunnen hierbij met name denken aan de doop in Gods geest, de ontwikkeling van de liefde en de gaven van Gods geest, de totale overwinning op de duisternis en tot slot het gelijkvormig worden aan Jezus Christus.
Zij zien ook niet dat in deze eindtijd opnieuw de strijd ontbrand is in de hemelse gewesten, de geestelijke wereld (zie Openbaring 12:7).
Na bijna twintig eeuwen ‘christendom’ namelijk vindt de laatste krachtmeting plaats tussen licht en duisternis, tussen de zonen van God en die van satan.
Deze tekenen van de eindtijd, die van de laatste fase in het plan van God, zijn alleen te onderscheiden door de geestelijke mens.
Hij leeft in en vanuit de onzichtbare wereld, hij wordt door de geest van God geleid in en geïnformeerd over de ontwikkelingen van Gods plan, waarvan ook hijzelf onderdeel is (zie Romeinen 8:14).
Als het evangelie van Jezus Christus gebracht en dus de geestelijke strijd aangebonden wordt met de demonen van bijvoorbeeld ziekte, zullen zij hier uiteraard op reageren.
Zij zullen als ‘vuur of als de bliksem uit de hemel vallen’ om zich te concentreren op de meest bedreigde punten.
Zo zegt Jezus dat Hij gekomen is om vuur op de aarde te werpen, met andere woorden: door zijn toedoen worden de demonen geactiveerd in de aardsgerichte mensheid (zie Lucas 12:49).
Dit zal opnieuw gebeuren als de zonen van God openbaar worden en zij de vijand openlijk zullen aanvallen.
Dan worden, evenals in tijd van Jezus, satan en zijn engelen op de aarde geworpen (zie Openbaring 12:9).
Voor een nadere uitleg van de begrippen letterlijk en geestelijk, zie ook Openbaring 7:4-8.