Openbaring

Openbaring 12:11
Onze eeuwige statuur

Zij hebben hem dankzij het bloed van het Lam en dankzij hun getuigenis overwonnen.
Zij waren niet aan het leven gehecht en hebben hun dood aanvaard.

En zij hebben overwonnen hem door het bloed van het Lam en door het woord van het getuigenis van hen en zij hebben niet liefgehad de ziel van hen tot (de) dood.

Het doel van de gelovigen die nog leven, is bereikt.
Satan is in de geestelijke wereld verslagen.
Op de plaats van de strijd is de overwinning behaald.
Want de gemeente heeft geen strijd op aarde tegen mensen van vlees en bloed, maar in de ‘hemelse gewesten’, ondersteund door de heilige engelen.
Efeziërs 6:12:
Onze strijd is niet gericht tegen mensen maar tegen hemelse vorsten, de heersers en de machthebbers van de duisternis, tegen de kwade geesten in de hemelsferen.

Einddoel van het geloof door Gods zonen gerealiseerd

De zonen van God hebben op de juiste manier gestreden en daardoor de overwinning behaald.
Ze hebben daarmee het evenbeeld van de Zoon van God of zijn geestelijke niveau bereikt.
Romeinen 8:9:
Wie Hij al van tevoren heeft uitgekozen, heeft Hij er ook van tevoren toe bestemd om het evenbeeld te worden van zijn Zoon, die de eerstgeborene moest zijn van talloze broers en zussen.
Zij zijn geworden zoals Jezus tijdens zijn verblijf op aarde.
In de onzichtbare wereld, dat wil zeggen naar hun innerlijke mens, hebben zij de volmaaktheid bereikt.
Paulus schrijft in Filippenzen 3:12:
Niet dat ik al zover ben en mijn doel al heb bereikt.
Maar ik houd vol in de hoop (eens) dat te kunnen grijpen waarvoor Christus Jezus mij gegrepen heeft.

Het laatste Bijbelboek tekent ons deze overwinning door het koninkrijk van God in de gelovigen.
Hoe hebben deze zonen van God de triomf behaald?
Het begint bij het kruis: zo weten zij dat ze rechtvaardigen zijn door zijn bloed, dit is zijn leven dat het Lam voor hen heeft gegeven aan de dood.
Daardoor heeft Jezus hun hele schuld betaald die het gevolg is van hun zonden.
Als wij zondigen, dit is werken voor satan, krijgt deze het recht om ons negatief loon uit te betalen.
Dit loon bestaat uit schuldgevoel, ziekte, gebondenheid en allerlei andere vormen van ellende.
Satan heeft al dit ‘loon’ (bestemd voor alle mensen van alle tijden en plaatsen) in één keer aan Jezus uitbetaald als Hij in het rijk van de dood is.

Onterecht loon van de zonde

Als we dit geloven zijn we rechtvaardigen geworden en kan en mag satan ons niet meer ‘belonen’.
Als hij dit toch (dus nu ten onrechte) doet, is hij onwettig bezig en kunnen we hem ‘terecht’ (en wettig) weerstaan in de autoriteit van Jezus Christus.
Dit rechtvaardig zijn is niet (meer) gebaseerd op het opvolgen van wetsregels, maar op (het geloof in) het offer van Jezus aan het kruis op Golgotha.

Deze rechtvaardigheid is altijd het einddoel van het oude verbond geweest.
Nu is zij het uitgangspunt van de gelovige in het nieuwe verbond.
Deze ‘zegen van Abraham’ wordt gevolgd door het schenken van de geest van God aan ons, als rechtvaardigen.
Galaten 3:13-14 zegt in dit verband:
Maar Christus Jezus heeft ons vrijgekocht van deze vloek door voor ons te worden vervloekt, want er staat geschreven:
Vervloekt is ieder mens die aan een paal hangt.
Zo zouden door Hem alle volken delen in de zegen van Abraham en zouden wij, zoals ons is beloofd, door het geloof de geest ontvangen.

Dus zo is de rechtvaardigheid het begin van het nieuwe verbond dat het volledige herstel van de mens op het oog heeft.
Daarna kan de gelovige het einddoel, dit is de geestelijke volwassenheid of de volmaaktheid, bereiken.
Het woord van God is ons gegeven om de rechtvaardigheid verder in ons te laten doorwerken, zodat we uiteindelijk volmaakt zullen zijn en de werken van Jezus optimaal kunnen uitvoeren.

Mens naar Gods hart

2 Timoteüs 3:16-17 NBG:
Elk van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid, opdat de mens Gods volkomen zal zijn, tot elk goed werk (zoals Jezus heeft gedaan) volkomen toegerust.
De mens (naar) Gods (hart) is iemand die God helemaal toegewijd is, die zich vol liefde en verlangen volledig richt op God en zijn plan in en met zijn of haar leven.

Het schijnchristendom staat per definitie afwijzend tegenover alleen al het idee dat een mens volmaakt kan worden.
Men beweert dat dit doel slechts bereikt kan worden ná het sterven.
Uiteraard is dit onlogisch, want onze rechtvaardigheid blijkt nu al uit wat we doen en hoe we bezig zijn in het koninkrijk van God.
We zijn nu al bezig met het weven aan onze kleding van bevrijding en herstel en wel door te streven naar de begaafdheden van Gods heilige geest in onszelf en in de gemeente.
En door de liefde na te jagen.
1 Korintiërs 14:1:
Jaag de liefde na en streef naar de gaven van de geest, vooral naar die van de profetie.
In welke kerk of kring is men hier serieus mee bezig?

Draad voor draad geweven

Hier en nu wordt deze kleding die onze eeuwige statuur of grootte in de onzichtbare wereld bepaalt, draad voor draad geweven.
Van de gemeente wordt gezegd en hiermee dus ook van ons:
… haar is gegeven zich met blinkend en smetteloos fijn linnen te kleden, want dit fijne linnen zijn de rechtvaardige daden van de heiligen (zie 19:8 NBG).
En ook Jesaja 61:10 (ged.) is hier van toepassing:
Ik vind grote vreugde in de Heer,
mijn hele wezen jubelt om mijn God.
Hij deed mij het kleed van de bevrijding aan,
hulde mij in de mantel van de gerechtigheid.

Dood oplossing van alle ellende?

Ook beweren veel ‘christenen’ dat de dood de ‘oplossing’ zal geven van alle ellende in deze wereld.
Hiermee ondermijnt men het woord van God en berooft men het van zijn kracht.
De mens (naar) Gods (hart) is niet de gestorven mens, maar de levende!
We zien dus dat we in ons streven en in deze strijd om het doel te bereiken een volhardend geloof nodig hebben.
We moeten wel doorzetten en ons niet door allerlei tegenslagen en dwalingen die er zijn en die er zonder twijfel nog meer gaan komen, uit onze koers laten brengen.
Het is de gemakkelijkste (de brede) weg om te zeggen dat we ons hele leven een zondaar blijven.
Wie dit zegt, heeft helemaal geen geloof (nodig).
Hij kent geen strijd, maar dus ook geen overwinning.
Wie dit zegt, erkent tegelijk dat hij tot zijn dood aan toe verbonden blijft met satan en zijn engelen.

Maar dít is niet de bedoeling van God!
Daarom zegt Jezus in Matteüs 21:21:
Ik verzeker jullie: als jullie geloven zonder te twijfelen, zul je niet alleen teweeg kunnen brengen wat er gebeurde met de vijgenboom, maar zul je zelfs tegen die berg kunnen zeggen: Kom van je plaats en stort je in zee en het zal gebeuren.
Als we tegen een demon, hoe sterk ook, zeggen: ga uit deze mens, naar het rijk van de dood, dan zal hij dat doen!
Al eerder zegt Jezus ongeveer hetzelfde:
Ik verzeker jullie: als jullie geloof hebben als een mosterdzaadje, dan zullen jullie tegen die berg zeggen: Verplaats je van hier naar daar(!) en dan zal hij zich verplaatsen.
Niets zal voor jullie onmogelijk zijn
(Matteüs 17:20).
Zie in dit verband ook het ‘grote geloof’ van de Romeinse centurio in Matteüs 8:8-10; het blijkt dat geloof veel te maken heeft met kennis van de onzichtbare wereld!

Gods oneindige luister

Het boek Openbaring vertelt ons over de zekerheid dat we zullen overwinnen.
In onze worsteling tegen de demonen in de geestelijke wereld staan de heilige engelen aan onze kant.
Het leven van Jezus wordt zo in veel gelovigen zichtbaar.
De dienende engelen worden herkend als een realiteit.
Zij ondersteunen ons die recht hebben op de erfenis van God, die bestaat uit volledige bevrijding en genezing van geest, ziel en lichaam.
En tot slot het (ver)krijgen van de onbegrensde luister van God.

Kracht om te overwinnen komt ook van ons getuigenis dat niet alleen bestaat uit onze woorden, maar vooral uit ons leven dat we in alle opzichten delen met God.
Net als Jezus deed tijdens zijn leven op aarde.
Deze kracht krijgen we vanwege Gods geest die in ons woont en ons totaal vult en toerust met zijn begaafdheden.
We belijden en houden vast dat we koningen en priesters zijn, maar onze heerschappij en koninklijke waardigheid horen wel bij de onzichtbare wereld.
Alleen dáár belijden we ons koningschap en doen we ons priesterlijke werk.
Dáár is Jezus onze Hogepriester en de Koning van de koningen en de Heer van de heren (zie 19:16, grondtekst).

Waar je schat is, zal je hart zijn

Maar in de natuurlijke wereld zijn de zonen van God niet echt in tel.
Hoe meer hun innerlijke mens vernieuwd wordt, hoe minder belangrijk misschien wel hun zichtbare manifestatie is.
De zonen van God hebben vaak niet veel in te brengen in deze wereld, ze hechten geen overdreven waarde aan hun uiterlijke bestaan.
Ze leggen zich niet toe op het bezitten van veel geld en spullen en het zoveel mogelijk genieten van de zichtbare dingen.
Zij geloven met heel hun hart het volgende:
Heb de wereld en wat in de wereld is niet lief.
Als iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem, want alles wat in de wereld is – zelfzuchtige begeerte, afgunstige inhaligheid, pronkzucht –, dat alles komt niet uit de Vader voort maar uit de wereld.
De wereld met haar begeerte gaat voorbij, maar wie Gods wil doet blijft tot in eeuwigheid
(1 Johannes 2:15-17).

Van geld, macht, aanzien, cultuur, traditie en eer van mensen hebben zij innerlijk afstand genomen.
Zij hebben de hebzucht, waaruit alle vormen van kwaad ontstaan, overwonnen.
In de wedstrijd om de eerste prijs te behalen, hebben ze alles afgelegd wat hen hierbij in de weg kan staan.
Om het koninkrijk van God in hun leven te realiseren, houden ze niet koste wat kost aan (de geneugten van) hun natuurlijke leven en status vast (zie ook 1 Korintiërs 1:26 en 28).
Maar als het moet, hebben ze hiervoor hun aardse bezit en zelfs hun leven over!
In dit opzicht volgen zij de Man van Nazareth:
Naar het lichaam werd Hij gedood maar naar de geest tot leven gewekt (zie 1 Petrus 3:18).
Jesaja 53:2 zegt van Hem:
Onopvallend was zijn uiterlijk, Hij miste iedere schoonheid, zijn aanblik kon ons niet bekoren.
Maar Johannes kijkt verder en ziet met zijn geestelijke oog:
Het woord is mens geworden en het heeft bij ons gewoond, vol van goedheid en waarheid en wij hebben zijn (geestelijke) grootheid gezien, de grootheid van de enige Zoon van de Vader (Johannes 1:14).