Openbaring

Openbaring 12:6
Leringen van mensen en demonen

De vrouw (zelf) vluchtte naar de woestijn.
God had daar een plaats voor haar gereedgemaakt, waar twaalfhonderdzestig dagen lang voor haar gezorgd zou worden.

En de vrouw vluchtte naar de woestijn, waar zij heeft (een) plaats gereedgemaakt zijnde van de kant van God, op dat daar zij voeden haar dagen duizend tweehonderd zestig.

Jezus profeteert dat er veel onkruid tussen het koren zal groeien.
Zoveel zelfs dat het in bundels bij elkaar gezocht kan worden om te worden verbrand.
Matteüs 13:30:
Laat beide samen opgroeien tot aan de oogst, dan zal Ik, wanneer het oogsttijd is, tegen de maaiers zeggen:
Wied eerst het onkruid, bind het in bundels bij elkaar en verbrand het.
Breng dan het graan bijeen in mijn schuur.

De historie levert het bewijs dat deze profetie volledig op waarheid berust.
De gemeente is eeuwenlang verborgen geweest in de wereldwijde schijngemeente.

Overschot wordt behouden

Het ‘christendom’ als geheel is nooit de gemeente van Jezus Christus geweest, maar binnen haar ‘machtige’ organisaties wordt wel het echte volk van God aangetroffen.
Het zijn altijd de individuen die het lichaam van Christus vormen.
Men noemt ze vaak ‘ketters’ als ze meer herkenbaar naar buiten treden.
Ze worden dan zonder enige vorm van medelijden tot de dood toe vervolgd door de schijngemeente.
Maar in de laatste tijd zal er een eind komen aan deze onduidelijke situatie.
Dan komt de grote scheiding.

In de oogsttijd zal tegen de maaiers, de engelen, gezegd worden:
Wied eerst het onkruid, bind het in bundels bij elkaar en verbrand het.

Dit onkruid wordt, als het volgroeid is, met vuur verbrand.
Dit wil zeggen dat de wereldwijde schijngemeente onder de pressie en de aanvallen van de geesten uit het rijk van de duisternis ten onder gaat.
Zij wordt een volledige prooi van de demonen, het vuur.
Wanneer jullie dus de ‘verwoestende gruwel’ waarover gesproken is door de profeet Daniël, zien staan op de heilige plaats (lezer, begrijp dit goed), dan moet iedereen in Judea de bergen in vluchten (Matteüs 24:15-16).

Vluchten naar de woestijn

Satan neemt met zijn leger de ‘heilige plaats’ in.
De schijngemeente is goed begonnen als de heilige woning of de tempel van God.
Maar na verloop van tijd heeft men het dienen van God, zoals Hij dat bedoelt, ingeruild voor het volgen van ‘leringen van mensen en demonen’ en is het woord van God in de gemeente verduisterd.
Wie God oprecht wil dienen, wordt daarom dringend geadviseerd om te vluchten, dus om al het oude en vertrouwde, maar toch foute, radicaal los te laten.
Om te vluchten naar de woestijn, een plaats waar men helemaal van God afhankelijk is, want daar groeit geen graan op de harde bodem.

Later hoort Johannes een stem uit de hemel zeggen:
Ga weg uit die stad, mijn volk, zodat je geen deel hebt aan haar zonden en ontkomt aan de plagen die haar zullen treffen (zie 18:4).
Maak je los uit haar schijnvrome manier van denken en leven!
Daarom: vlucht uit Jeruzalem en ga weg uit Babylon!
Dit vluchten betekent: zich geestelijk volledig losmaken van religieuze humbug.
Het is een breuk met alle uiterlijke dingen, vormen, tradities, wetten en voorschriften, religieuze emoties, religieus vermaak, status, wereldse macht en pracht en alle andere dwalingen die de mens misleiden.
Die hem van het doel van God afleiden, namelijk het gelijkvormig worden aan Jezus Christus.
Als het volk van God ziet dat de demonen de gemeente gaan overheersen en dat Gods geest zich helemaal terug moet trekken, gaat het weg uit de verwarring.

De plaats van de gemeente is niet meer in de wereldwijde schijngemeente, maar in de woestijn of in de bergen.
Daar alleen wordt ze helemaal op God teruggeworpen, zoals Israël in de woestijn volledig afhankelijk is geweest van een bovennatuurlijke bescherming en leiding.
Het geestelijke Babylon probeert een moedergemeente te zijn door het leven van de gelovigen van de wieg tot het graf in te bedden in ‘ontelbare’ voorschriften, gebruiken en tradities.
Maar in de wat dit betreft kale woestijn staat de gemeente onder directe bescherming en leiding van de Heer zelf.
Hier leeft zij in volledige afhankelijkheid van Hem.

Hemelwaarts gericht

De vrouw van het Lam hoort niet bij de grote en machtige wereldorganisaties waar de politieke, religieuze en culturele leiders op aarde rekening mee moeten houden.
De plaats die God haar geeft is de woestijn, dat wil zeggen: innerlijk losgemaakt van natuurlijke en uiterlijke hulpbronnen en macht.
Ook hier blijkt de openbaring van de zonen van God.
In geestelijk opzicht koningen, maar naar het natuurlijke zijn het meest onopvallende en eenvoudige mensen die in de wereld niet of nauwelijks meetellen.

Zo drukken zij de voetsporen van Jezus die zich niet heeft laten voorstaan op zijn Goddelijke niveau, maar die zich uitsluitend dienstbaar aan anderen heeft opgesteld.
Ze laten zich leiden door het advies van Paulus in Filippenzen 2:3-7:
Handel niet uit geldingsdrang of eigenwaan, maar acht in alle bescheidenheid de ander belangrijker dan uzelf.
Heb niet alleen uw eigen belangen voor ogen, maar ook die van de ander.
Laat onder jullie de gezindheid heersen die Christus Jezus had.
Hij die de gestalte van God had, hield zijn gelijkheid aan God niet vast, maar deed er afstand van.
Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens.

De Zoon van God wordt door zijn Vader tijdens zijn aardse leven onderhouden en beschermd.
Zo hebben ook de zonen van God in deze wereld een speciale bescherming van hun hemelse Vader.

De twaalfhonderdenzestig dagen komen overeen met de drie en een half jaar van het optreden van Jezus op aarde als brenger van het goede nieuws.
Hoe groot de haat van de duivel en zijn trawanten ook mag zijn, de Heer ondersteunt, voedt en beschermt zijn zonen en niets zal hen kunnen beschadigen.

In 9:4 zien we hoe de Heer zijn volk, dus zij die het zegel van God op hun voorhoofd hebben, apart zet en de machten van de dood niet toestaat hen te beschadigen.
Deze demonen vallen wel aan, maar God heeft zijn zonen geleerd hoe ze tegenstand kunnen bieden én overwinnen.
Ze zijn daarvoor met de geest van God vervuld (= verzegeld aan hun voorhoofd) en de begaafdheden (de gaven) van zijn geest werken volop in hen en in hun gemeente en ook zijn vrucht (de liefde) komt in hen volledig openbaar.