Openbaring

Openbaring 13:3-4
Bij reformatoren gebrek aan geestelijk inzicht

Een van de koppen van het beest zag eruit alsof hij geslacht was; het was een dodelijke verwonding, maar de wond genas.
Vol bewondering ging de hele wereld achter het beest aan.
Iedereen aanbad de draak, omdat hij het beest gezag had gegeven.
Ook het beest zelf aanbaden ze, met de woorden:
Wie is gelijk aan het beest?
Wie kan het tegen hem opnemen?

En ik zag één van de hoofden van hem als geslacht zijnde tot (de) dood en de wond van de dood van hem werd genezen en (men) werd verwonderd in heel de aarde achter het beest.
En zij aanbaden de draak die gaf (vol)macht aan het beest en zij aanbaden het beest, zeggende: wie (is) gelijk aan het beest?
Wie is in staat oorlog (te) voeren met hem?

In zijn vergelijkingen over het koninkrijk van de geestelijke wereld vertelt Jezus dat iemand goed zaad op zijn akker zaait, maar dat de vijand er ‘s nachts onkruidzaad tussen strooit.
Het goede zaad zijn de inwoners van het koninkrijk van God die overdag, dus in het licht gezaaid zijn.
Het onkruid bestaat uit de volgelingen van satan die ‘s nachts, in de duisternis, gezaaid worden.
Deze schijngelovigen leven dus tussen de zonen van God in.
In de laatste tijd worden beide categorieën volledig rijp en dan wordt zichtbaar wie ze werkelijk zijn.

We kunnen een overeenkomst zien in de ontwikkeling van de schijngemeente en de groei van de gemeente van Jezus Christus.
De geest van de antichrist is die van de dwaling en Gods heilige geest die van de waarheid.
1 Johannes 4:6 zegt in dit verband:
Wij komen uit God voort.
Wie God kent luistert naar ons.
Wie niet uit God voortkomt luistert niet naar ons.
Hieraan kunnen we de geest van de waarheid en de geest van de dwaling herkennen.

Deze geesten bestaan en werken naast elkaar.

Het licht van de geest van God wordt vergeleken met het branden van zeven vurige fakkels voor de troon van God (zie 4:5).
Er is sprake van een lam met zeven horens en zeven ogen die de zeven geesten van God uitbeelden, die over de hele wereld zijn uitgestuurd (zie 5:6 en Jesaja 11:2).

Geestelijke blindheid

Tegenover Gods heilige geest, die van de waarheid, staat die van de leugen.
De geest van de antichrist laat zich in het visioen zien door middel van zeven koppen of bergen, symbool van zeven geestelijke machten.
Alle schijnreligies hebben gemeenschappelijk dat ze een natuurlijk gerichte opstelling bij de mens veroorzaken.
Hun volgelingen zijn geestelijk blind.
Hierdoor ziet de mens niet wat er werkelijk in de geestelijke wereld aan de hand is.

Daarom gebruiken schijnreligies vrijwel altijd uiterlijke zaken (bijvoorbeeld beelden, relikwieën, gebouwen, gewijde kleren, regels en wetten, ceremonies, liturgieën, emotionele aanbidding en dergelijke) om de mens het zicht op en het inzicht in de geestelijke wereld te belemmeren.
Kortom, uiterlijke zaken, waardoor een verbinding wordt gelegd met religieuze demonen.
Het gevolg is dat de religieuze mens een speelbal wordt van deze demonen die hij onwetend dient en zo de luister (of: grootsheid of majesteit) van God niet onderscheidt.
Ook ziet hij hierdoor het doel van God met de mens, de volmaaktheid, totaal niet zitten.

Maar innerlijk is de mens altijd op zoek naar geestelijke zaken en religieuze uiterlijkheden kunnen zijn geest geen voldoening geven.
Daarom proberen veel mensen, verblind als ze zijn, hun geestelijke verlangens te bevredigen door rechtstreeks verbinding te zoeken met de geesten van de duisternis.

We zullen nu een paar koppen van het beest, waarop de schijngemeente zit, proberen te identificeren.
Het zijn een paar voorbeelden die met andere kunnen worden aangevuld.
De afgevallen schijngemeente is niet gebaseerd op de wet van de geest die in Christus Jezus leven brengt en ons bevrijdt van de wet van de zonde en de dood (zie Romeinen 8:2).
Nee, de schijngemeente houdt vast aan uiterlijke wetten en regels, bijvoorbeeld aan de ‘wet van de Sinaï’ of aan veel andere religieus getinte regels, waardoor helaas niemand bevrijd kan worden of verder op de weg met God komt.

Belangrijkste dwalingen

De oudtestamentische wet is gebaseerd op inspanning, zoals staat aangegeven in Galaten 3:12:
Wie doet wat de wet voorschrijft, zal leven.
Hier gaat het dus om vertrouwen op uiterlijke religie en niet op de (werking van de) geest van God.
Ook tradities of vaste gewoontes van mensen vormen een kop van het beest en een pijler van de schijngemeente.
Hoe meer een schijngemeente is afgeweken van de waarheid, hoe meer zij zich bindt aan de inzichten van het voorgeslacht.
De voorouders hebben door hun keus de godsdienstige weg van hun kinderen in veel generaties bepaald.
Ook dit is dus duidelijk een vertrouwen op het vlees: het menselijke, niet geestelijke inzicht.

Zo kunnen we ook de zogenaamde kinderdoop of juister gezegd het besprenkelen van baby’s zien als een zuil onder de schijngemeente.
De grote wereldkerken rekenen niet of nauwelijks met het beginnen van een nieuw leven, het opnieuw geboren worden en een persoonlijk geloof.
Zij baseren hun religie voor een groot deel op het invoegen van onwetende kinderen in hun kerken, in plaats van ze een eigen keus te laten maken.
Daarom worden deze zuigelingen met enkele druppels water besprenkeld, hoewel ze het verschil niet weten tussen hun linker- en hun rechterhand.
Men vraagt zich niet af of deze ‘doop’ uit de mensen is of uit de hemel (vergelijk Lucas 20:4).
‘Vlees en bloed’ heeft hier de overhand en niet het aangenomen worden als een geestelijke zoon van God langs de geestelijke weg.

We zien in de schijngemeente veel meer uiterlijk vertoon, alsof hiermee haar belangrijkheid en geestelijke macht zo nodig moeten worden gedemonstreerd.
Jezus zegt tegen zijn volgelingen:
Jullie zullen het zwaar te verduren krijgen in de wereld … (zie Johannes 16:33).
Maar de schijngemeente jaagt naar invloed, macht, natuurlijke kennis, titels en predicaten, imposante gebouwen en ceremonies.

Het modernisme in haar heeft tot gevolg dat ze bovennatuurlijke zaken ontkent of doodzwijgt.
De moderne theoloog accepteert geen wonderen en tekenen, zoals de geboorte van Jezus uit de maagd Maria en het geestelijk zuiver worden door het offer van Jezus Christus.
Al helemaal moet hij niets hebben van de geestelijke wereld, van Gods geest met zijn vrucht en begaafdheden.
Hij ontkent de wonderen van genezing uit de Bijbel en maakt de wonderen die vandaag gebeuren, belachelijk.
Hij gebruikt het woord inspiratie zelden of nooit, maar hij heeft als basis de menselijke filosofie.
Het modernisme is dus alleen op het natuurlijk gerichte verstand georiënteerd.
Het is in feite niet modern, maar het wordt geïnspireerd door dezelfde demonen die altijd al het woord van God hebben willen tegenhouden.
Met David willen we uitroepen:
Hoe lang nog, God, zal de tegenstander U bespotten?
Zal de vijand uw naam voor altijd beschimpen?
(Psalm 74:10).

Ook is er met vallen en opstaan een streven naar uiterlijke eenheid, die gebaseerd is op het feit dat men het met elkaar eens wil worden.
Maar Jezus bedoelt het één zijn zoals de Vader en de Zoon één zijn, dat wil zeggen: zonder zonde, smet of ongerechtigheid.
En één van doel: de mens naast God en Jezus op de troon!
Goede wil en gezond verstand alleen zijn geen basis voor de gemeente van Jezus Christus, want déze rust alleen op het bijbelse fundament.
Uitsluitend hierop wordt deze geestelijke tempel van God gebouwd.

Gevaarlijkste dwaling

Maar de voornaamste drager van de antichristelijke gemeente is het occultisme, uitgebeeld door de zesde, de echte en blijvende kop van het beest.
Deze is van alle koppen het meest rechtstreeks met het beest verbonden.
Het occultisme is de grote tegenhanger van de kracht van het evangelie van Jezus Christus.
Beide geven verbinding met de onzichtbare wereld waar zij hun geestelijke energie uit putten.
Beide kennen een doop in de geest en ze manifesteren zich beide in tekenen en wonderen.

In 17:10 lezen we dat alleen de zesde kop overblijft.
Deze onthult of openbaart het wezen of het echte karakter van het beest uit de afgrond.
Deze nauwe verbinding blijkt uit de zin:
Het beest dat was en niet is, is zelf de achtste koning, al is het een van de zeven … (zie vers 11)
Johannes ziet de kop alsof hij dodelijk gewond is.
In 13:14 is sprake van de wond of letterlijk de ‘slag’ van het zwaard.
Er is maar één wapen dat de Bijbel kent tegen alle schijnleringen en tegen iedere demon.
Dat is het zwaard van de geest, het woord van God, de waarheid, zijn plan met de mens.

Ook al in de middeleeuwen viert het occultisme hoogtij in de schijngemeente.
Het woord van God is bij haar leden vrijwel totaal onbekend.
Zij worden opgevoed met fantasievolle verhalen over allerlei heiligen en onvoorstelbaar groot is bij hen het bijgeloof.
Wij kunnen hierbij denken aan de beeldendienst, de aanbidding van heiligen en daarmee het contact zoeken met doden, de adoratie van Maria, met de Maria-legenden, de Maria-apocriefen en de Marialogie.
Over zieken worden magische formules uitgesproken en ze krijgen ‘besproken’ kruiden en amuletten.
Het is de tijd van de geselaars, de Sint-Vitusdansers en het geloof in heksen met zijn bekende dramatische gevolgen voor duizenden onschuldigen, meest vrouwen.

Dan komt de slag met het zwaard: de ‘reformatie’ gebruikt het woord van God tegen al dit bijgeloof.
Ze maakt in een aantal landen een einde aan de Mariaverheerlijking en het aanbidden van de beelden en de zogenaamde heiligen.
De zegen van de reformatie is dat het volk de Bijbel gaat lezen en weer zelfstandig kan nadenken over de geestelijke dingen.
Maar toch worden de afgoderij en het bijgeloof niet helemaal overwonnen.

Ook reformatoren geestelijk blind

Ook de ‘reformatoren’ hebben geen inzicht in de strijd tussen licht en duisternis in de geestelijke wereld, net zomin als hun geestelijke nakomelingen in onze tijd.
In het gruwelijke heksenproces van Penay staat Calvijn vooraan.
Hij gelooft dat de pestziekte veroorzaakt wordt door zalf van de duivel die de heksen volgens hem op de deurklinken smeren.
De ‘godsman’ Calvijn drijft geen demonen uit, maar hij laat vierendertig stakkers, ‘pestzaaiers’, op een verschrikkelijke manier martelen en executeren.
Staat er niet dat het volk van God verloren gaat door gebrek aan inzicht?

Luther noemt de zogenaamde heksen bij herhaling duivelshoeren die onweer bewerken, het vee, het koren of het huis en de hof schadelijk beïnvloeden.
"Met zulken moet men geen medelijden hebben; ik zou ze zelf willen verbranden, overeenkomstig de (mozaïsche) wet, toen de priesters begonnen zijn de boosdoeners te stenigen."

Melanchton is een grootmeester in de sterrenwichelarij.
Hij doceert in Wittenberg astrologie (!), terwijl hij meer nog dan Luther de eis van de ‘pura doctrina’, de zuivere leer, op de voorgrond stelt!
Hij schrijft de belangrijkste belijdenisgeschriften van de Lutherse kerken, de Augsburgse Confessie en Apologie daarvan!

Ook de ‘derde reformatie’, die van de Dopers, werkt mee om aan de kop van het beest een dodelijke wond toe te brengen.
De Dopers hebben meer inzicht in de geestelijke wereld.
Onder hen wordt naar de geestelijke begaafdheden gestreefd, velen van hen kennen de doop in Gods geest en het bidden in nieuwe of geestelijke talen.
Achteraf weten we hoe vol overgave de Doperse richting Christus heeft gevolgd, hoe verlangend ze is geweest de Bijbel te onderzoeken en deze te gehoorzamen.
En ook hoe ze gewetensvrijheid voor alle mensen heeft gevraagd.
Vanaf het begin heeft zij het begrip staatskerk verworpen en heeft ze niets willen weten van ceremonies en uiterlijk vertoon.

Met grote ijver verkondigen de Dopers in Europa het evangelie en zij schijnen een ogenblik de reformatie voorbij te streven.
Maar ze worden zowel door roomsen als reformatoren vervolgd en uitgeroeid!

Demonische kerkgeschiedenis

De Waldenzen, de Moravische broeders, de Mennonieten, de Hugenoten en vele anderen krijgen nooit vrijheid van godsdienst.
Hun naam blijft verbonden met alles wat in de ogen van de schijngemeente verachtelijk is, maar ook met het bloed van de duizenden martelaars.
Zonder een greintje medelijden worden deze bewegingen onderdrukt en worden hun volgelingen geëlimineerd.
In 17:6 merkt Johannes op dat de schijngemeente dronken is van het bloed van de heiligen en van het bloed van de getuigen van Jezus.

Wat Nederland betreft wordt een aantal van vijftienhonderd Dopers als martelaars gemeld.
Is het Marnix van Sint-Aldegonde niet die er bij de Algemene Staten op aandringt de wederdopers met het zwaard te straffen?
In zijn ‘Martelaarsboek der doopsgezinden’ schrijft Van Braght:
"Het godsdienstige leven der martelaars was weinig gecompliceerd; het had niet meer dan één doel: ‘Imitatio Christi’ (navolging van Christus)."
Diep zijn zij ervan doordrongen dat de liefde tot God en de naaste het hoofdgebod is en dat navolging van Christus onmogelijk is zonder de geest van Christus.
Wil de daad waarde hebben, dan moet zij voortkomen uit evangelische gezindheid.
Vandaar dat de martelaars de leiding door Gods geest als hoogste gift erkennen.
"Die van Gods geest gedreven worden", zegt een van hen, "die behoren Christus toe."

We zien dus dat het woord van God weer ruimte krijgt in het ‘christelijke’ leven en dat daardoor het occultisme in de gemeente een zware slag ontvangt.
Een ogenblik lijkt het of de wond dodelijk is.
Maar Johannes schrijft dat de ogenschijnlijk dodelijke wond geneest.
De duisternis neemt weer toe, maar krijgt nu een ander jasje.
Zo brengt bijvoorbeeld het jaar 1517 een breuk met bijgeloof en dwaling, maar wat ons land betreft worden in 1618 bij de Dordtse synode nieuwe bindingen met de voorouders gelegd, door middel van bijvoorbeeld mensonwaardige en demonische belijdenisgeschriften.
Er is altijd tarwe en onkruid geweest.

Men kan zich voortaan beroepen op reformatoren als Luther en Calvijn.
Hun denkbeelden worden in de praktijk van het kerkelijke leven in de belijdenisgeschriften gecanoniseerd.
Paulus schrijft over mensen die een evangelie brengen en die daarbij een schijn van vroomheid ophouden, maar de kracht van het evangelie miskennen (zie 2 Timoteüs 3:5).
De begaafdheden van de geest van God worden veracht, zieken niet genezen, gebondenen niet bevrijd en demonen niet in de naam van Jezus uitgeworpen.
De weg naar de volmaaktheid wordt hierdoor volledig gebarricadeerd.
Het evangelie van Jezus Christus zoals Hij dit zelf heeft gebracht en ook door zijn daden heeft bevestigd, wordt door de officiële religieuze instellingen metterdaad verworpen.

Oude occulte vormen herleven.
In plaats van (maar ook naast) de verering en het aanroepen van gestorven heiligen, komen het vasthouden aan en het vereren van (de inzichten van) de ‘vaderen’ en het beroep op hen.
In plaats van gewijde voorwerpen komen nu gewijde geschriften.
Tegenover de ‘alleenzaligmakende kerk’ waarvan alle heil verwacht wordt, komt nu het kerkelijke besef.

Men verwacht het heil alleen van die kerk waarmee men van ouder op kind is verbonden.
Men gaat meer vertrouwen stellen in het belijden van een ‘zuivere leer’ dan in Jezus Christus en de vernieuwende werking van zijn geest.
Bovendien gaat men zich hoe langer hoe meer als kerkganger begeven op het wereldse occulte terrein.
Vooral door het raadplegen van magnetiseurs is een hoog percentage van de orthodoxe kerkgangers in onze tijd aan duistere machten gebonden.
Ook het actief deelnemen aan de rites van allerlei oosterse religies geeft in de laatste jaren een steeds verdergaande zware occulte binding.

Gevaar van uiterlijk religieus bezig zijn

Vol bewondering ging de hele wereld achter het beest aan.
De hele aarde, dat wil zeggen: de aardsgerichte gelovigen die alleen bezig zijn met uiterlijke dingen, bundelen hun krachten en streven naar wereldwijde eenheid binnen de schijngemeente.
Ze houden zich vooral bezig met religieuze zaken die op zich niets met het (geestelijke) koninkrijk van God te maken hebben.
Er is een terugkeer naar uiterlijke zaken, liturgieën en ceremonies en een samenbundeling van waarheid en leugen, van geloof, bijgeloof en ongeloof.
Voor een uitgebreide toelichting hierop zie bij 6:2.
Het zwaard van de geest, het woord van God dat scheiding brengt tussen waarheid en leugen, wordt niet (meer) gehanteerd.

Het evangelie ván Jezus Christus met zijn bevrijding, genezing en doop in de geest van God als kracht om het leven van God te ervaren, wordt verworpen.
De dwaling wordt, als het onkruid in de vergelijking van Jezus, samengebundeld.
Johannes beschrijft ons waar de dwaling op uitloopt: de aanbidding van God verandert in die van satan.
In hun strijd in de geestelijke wereld worden de zonen van God ondersteund door Michaël, de aartsengel.
Zijn naam betekent: wie is aan God gelijk?
De afvallige schijngemeente die op het beest zit, roept uit:
Wie is gelijk aan het beest?
Het is óf:
men volgt onder leiding van Gods heilige geest het Lam waarheen het gaat (zie 14:4)
óf:
men gaat de antichrist achterna onder leiding van het beest uit de zee (zie vers 3).

Open oren en ogen hebben

Zoals de geest van God de uitvoerder is van het plan van de Vader en de Zoon, zo is het beest uit de zee de kracht waardoor satan en de antichrist in de wereld werken.
Satan zelf verbindt zich niet met de geest van de mens.
Hij blijft staan op het strand en gaat de zee niet in, maar hij geeft zijn macht over aan het beest.

Op de vraag:
Wie kan het tegen hem opnemen of zoals de grondtekst zegt: wie kan er oorlog tegen voeren? is de reactie:
Ik zag dat het beest en de koningen op aarde zich met hun troepen hadden verzameld om oorlog te voeren met de ruiter op het paard en zijn legermacht.
Het beest werd gevangengenomen, samen met de valse profeet die in zijn bijzijn tekenen had verricht, waardoor hij iedereen had misleid die het merkteken van het beest droeg en zijn beeld aanbad.
Levend werden ze in de vuurpoel met brandende zwavel gegooid
(19:19-20).

We merken in onze tijd dat de antichristelijke geest alle kerken, kringen en gemeenten probeert te beïnvloeden.
Overal vinden we mensen die luisteren naar de verleidingen van deze geest en die visies ontwikkelen of vasthouden die niet overeenkomen met de bedoeling van het woord van God.
Als we geleid worden door de geest van God zullen we deze dwalingen opmerken en hen die erdoor misleid zijn, proberen weer op de juiste weg te krijgen.
Gelukkig kent men aan de vruchten de boom (zie ook 17:5-6).