Openbaring 14:15-16
Definitieve scheiding tussen goed en kwaad (oordeel)
Uit de tempel kwam een andere engel, die Hem die op de wolk zat met luide stem toeriep:
Laat uw sikkel komen om te oogsten.
Want de tijd om te oogsten is gekomen; de aarde is meer dan rijp voor de oogst.
Toen wierp Hij die op de wolk zat zijn sikkel op de aarde en de aarde werd geoogst.
En (een) andere engel ging naar buiten uit de tempel, roepende met grote stem tot de Zittende op de wolk: zend de sikkel van U en maai, omdat gekomen is voor U het uur om (te) maaien, omdat verdroogd is de oogst van de aarde.
En wierp de Zittende op de wolk de sikkel van Hem op de aarde en werd geoogst de aarde.
Als Jezus lichamelijk opgenomen wordt in de geestelijke wereld (‘hemelvaart’), ontvangt Hij van God alle macht in hemel en op aarde.
In Openbaring 6 staat dat de Heer als ruiter op het witte paard een krans of kroon ontvangt, het symbool van de overwinning en de koninklijke waardigheid.
Hij giet daarna de geest van God uit in de gelovigen (die daarom vragen) en vanaf dat moment gaat deze ruiter als een overwinnaar de overwinning tegemoet (zie 6:2).
In zijn handen heeft Hij een boog, zoals ook zijn grote tegenstander satan er een heeft.
De laatste schiet hiermee brandpijlen af op het volk van God om dit dodelijk te kwetsen.
Maar er bestaat voor de gelovigen ook een doeltreffend verdedigingswapen, waarover Zacharia schrijft:
De Heer zal boven hen verschijnen: zijn pijlen flitsend als bliksemschichten, zijn ramshoorn grommend als de donder trekt God, de Heer, op in een zuiderstorm.
De Heer van de hemelse machten is hun schild (Zacharia 9:14-15 ged.).
Het woord van God moet in de wereld samengaan met de liefde, de wijsheid, de kracht en de begaafdheden van Gods geest.
Hiermee kunnen de gelovigen de vijand onderscheiden, weerstaan, overwinnen en zo machteloos maken.
Ook kunnen we lezen van het scherpe dubbelsnijdend zwaard van Gods geest dat uit de mond van Mensenzoon komt (zie 1:16).
Dit zwaard is het woord van God waarmee het goede van het kwade gescheiden wordt, de gerechtigheid van de ongerechtigheid.
Het is het zwaard van het oordeel, de scheiding.
In Hebreeën 4:12 staat hierover:
Want levend en krachtig is het woord van God en scherper dan een tweesnijdend zwaard: het dringt diep door tot waar ziel en geest, been (of: gewrichten) en merg elkaar raken en het is in staat de opvattingen en gedachten van het hart te ontleden.
Scheiding in ons innerlijk
De bedoeling van deze woorden is niet dat de ziel van de geest gescheiden moet worden of het merg van de gewrichten.
Maar wel dat het woord van God diep in het innerlijke mensenleven doordringt en daar de scheiding veroorzaakt.
In geest, ziel en lichaam komt zo een onoverbrugbare kloof tot stand tussen wat uit God is en wat níet bij Hem hoort.
Het doel hiervan is dat heel onze geest, onze ziel en ons lichaam bij de komst van onze Heer Jezus Christus (in ons) zuiver bewaard zijn (zie 1 Tessalonicenzen 5:23).
In het Grieks staat voor ‘zuiver’ zelfs volkomen of onberispelijk!
Het woord van God (dat is het evangelie zoals Jezus het gebracht heeft, de leer met gezag) is dus als een zwaard om te oordelen, dat wil zeggen: scheiding te maken.
In de laatste tijd wordt deze scheiding tussen goed en kwaad voltooid.
De gelovigen zijn volmaakt hersteld en de zonen van het verderf volmaakt wetteloos geworden.
De oogst wordt rijp
Er komt nu een ander beeld.
In de hand van de Mensenzoon is het zwaard vervangen door een scherpe sikkel (zie vers 14).
Over de ontwikkeling van de gemeente zegt de Heer:
De aarde brengt uit zichzelf vrucht voort, eerst de halm, dan de aar en dan het rijpe graan in de aar.
Maar zo gauw het graan het toelaat, slaat hij er de sikkel in, omdat het tijd is voor de oogst (Marcus 4:28-29).
De halm en de aar geven het leven door, maar ze zijn niet het doel van de plant.
Zo heeft de (schijn)gemeente de afgelopen eeuwen als halm en aar gefungeerd, maar in de laatste tijd wordt het graan rijp.
De vrucht is dan gelijk aan het zaad dat de boer in de grond gebracht heeft.
De zonen van God zijn dan gelijk van vorm of van hetzelfde niveau als de Zoon van God; ze zijn Hem gelijkvormig geworden.
Uit de tempel komt een engel.
De tempel is de woning van God, de gemeente van Jezus Christus, die de volmaaktheid bereikt heeft.
Deze ‘engel van de gemeente’ brengt als dienende geest het gebed vol verlangen over:
Kom Heer Jezus!
De vrouw van het Lam heeft zich voorbereid en is gereed voor haar huwelijk (zie 19:7), want ze is zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, heilig en zuiver (zie Efeziërs 5:27).
De tijd is aangebroken om het rijpe koren in de hemelse schuur op te slaan.
Deze schuur is een beeld van de gemeente die vol is van de luister (of: grootsheid of majesteit) van God.
Dan laat de Mensenzoon zijn sikkel in de vrucht van de aarde slaan.
De sikkel is het woord van God dat scheiding maakt tussen het echte koren en het kaf dat geen functie meer heeft.
Dit is de tijd waarvan sprake is in Lucas 3:17 (ged.):
… het graan zal Hij bijeenbrengen in zijn schuur en het kaf in onblusbaar vuur verbranden.
Om deze oogst binnen te halen is geen zwaard nodig, maar een sikkel waarmee het graan van de aarde losgemaakt wordt.
In een ondeelbaar moment wordt de gemeente veranderd.
Haar leden die al een volmaakte innerlijke mens hebben, krijgen nu ook een onsterfelijk, geestelijk lichaam.
Dit is gelijk aan het lichaam van Jezus na zijn opstaan uit de dood.
Het is niet meer onderworpen aan natuurlijke wetmatigheden, maar alleen aan die van de geest: losgemaakt van de aarde.
Het is het opstandingslichaam.
De sikkel – dat is de opdracht van God via zijn woord – wordt over de hele aarde gehanteerd door de engelen, want:
… de oogst staat voor de voltooiing van deze wereld en de maaiers zijn de engelen (zie Matteüs 13:39).
Ook bij de verandering van het lichaam van Jezus in een onsterfelijk lichaam zijn engelen in en bij het graf aanwezig.
We weten nog niet welke functie de engelen bij dit gebeuren hebben gehad.
Ook begrijpen we hun taak nog niet als er staat dat Israël de wet heeft gekregen … door tussenkomst van de engelen (zie Handelingen 7:53) of in het geval van … het door engelen gesproken woord (zie Hebreeën 2:2).
De hele eerste oogst wordt nu binnengehaald.
Deze eersten (zie ook bij vers 4) vormen:
… de gemeenschap van eerstgeborenen, die in de hemel ingeschreven zijn, voor God, de rechter van allen en voor de geesten van de rechtvaardigen, die tot volmaaktheid gekomen zijn (zie Hebreeën 12:23).
Later zullen na het zogenaamde duizendjarige rijk en na het eindoordeel de anderen volgen.
We hebben hier te doen met de eerste opstanding.
Gelukkig en heilig zijn zij die deelhebben aan de eerste opstanding (zie 20:6).