Openbaring 16:20-21
Geen duivelse inspiraties meer
Alle eilanden verdwenen in het niets en van de bergen was geen spoor meer te vinden.
Uit de hemel vielen loodzware hagelstenen op de mensen en de mensen lasterden God vanwege de plaag van die hagel, want het was een vreselijke plaag.
En elk eiland vluchtte en bergen werden niet gevonden.
En hagel grote als een talent kwam neer uit de hemel op de mensen.
En lasterden de mensen God vanwege de plaag van de hagel, want groot is de plaag ervan zeer.
Ontwrichting van de religies
In het boek van de Openbaring is de zee het beeld van het religieuze leven van de mensen.
Bergen zijn beelden van geestelijke machten.
Eilanden zijn bergen in zee, dus ook de uitdrukking voor overheden en machten in de onzichtbare wereld, vooral in verband met de heidense godsdiensten.
Na de veldslag van Harmagedon wordt de religieuze wereld totaal ontwricht.
De geesten die tot dwalingen inspireren en de andere demonen die de mensheid verstrikken in heidense religies, weten dat nu hun einde gekomen is.
Johannes ziet deze ‘eilanden’ wegvluchten naar de duisternis van het rijk van de dood.
De machten (afgoden) waarop men vertrouwd heeft, worden niet meer op ‘aarde’ gevonden, evenmin als de duivel zelf.
Tot slot wordt Johannes op Patmos nog eens bepaald bij de ellende die op aarde ontstaat als na de slag van Harmagedon alle duistere machten uit de hemel teruggeworpen worden op aarde.
Dit gebeurt voordat ze met satan in het rijk van de dood worden vastgezet.
Als de antichrist met zijn legers optrekt, zal hij ongetwijfeld ondersteund worden door de afgevallen engelen.
Zo worden in de strijd in de hemelse regionen de gelovigen ook bijgestaan door de heilige engelen van God.
Als de satanische legers zien dat de strijd verloren is, vallen zij uit de hemel op de mensen aan die op aarde zijn.
Er wordt gesproken over grote hagelstenen van ongeveer 50 kg.
De zwaarste hagelsteen die mensen ooit waargenomen hebben, had een gewicht van 11,5 kg.
Het is dus wel duidelijk dat het hier niet over natuurverschijnselen gaat.
Hagel valt uitsluitend bij buien en vaak bij onweer.
Tijdens de bliksemschichten, stemmen en donderslagen, waaronder het antichristelijke leger verslagen wordt, vallen deze hagelstenen op de mensen.
Zij zijn het beeld van ontzagwekkende grootmachten en van andere machtige onheilige engelen.
De mensen weten dat hun religie geen redding geven kan, terwijl er ook geen gezag en macht is waarbij ze nog kunnen schuilen.
In hun radeloosheid en wanhoop vervloeken ze de naam van God, aan wie zij deze ramp toeschrijven.
Wanneer geroepen wordt: Het is voorbij, (zie vers 17) is alle religieuze macht en gezag in de geestelijke en natuurlijke wereld verdwenen.
Alles ‘ligt dan plat’.
Er is niets meer dat zich op aarde en in de hemel verheft tegen Jezus Christus en zijn gemeente.
Alle religieuze bouwsels hebben dan hun duivelse inspiraties verloren.
De weg is gebaand voor hen, van wie gezegd wordt:
En ik zag tronen en zij zetten zich daarop (zie 20:4 NBG).
Dan komt het ogenblik dat de overwinnende hemelse legers ook de aarde in bezit nemen en er hun (volmaakt liefdevolle) heerschappij gaan uitoefenen.
Dit gebeurt nadat satan en zijn engelen gegrepen zijn en in de afgrond, het rijk van de dood, gegooid zijn.
Dan breekt het eeuwige vrederijk aan.