Openbaring 18:1-2
Volmaakt worden óf zondaar tot de dood blijven
Hierna zag ik een andere engel uit de hemel neerdalen.
Hij had groot gezag en zijn luister verlichtte de aarde.
Met een krachtige stem riep hij: Gevallen, gevallen is Babylon, die grote stad!
Ze is een woonplaats voor demonen geworden, ze biedt onderdak aan elke onreine geest, elke onreine vogel en elk onrein, afschuwelijk dier.
En na deze (dingen) zag ik engel neerdalende uit de hemel, hebbende (vol)macht grote.
En de aarde werd verlicht door de heerlijkheid van hem.
En hij riep met kracht met (een) stem grote, zeggende: gevallen is, gevallen is Babylon het grote en is geworden (een) verblijfplaats van demonen en (een) bewaarplaats van elke geest onreine en (een) bewaarplaats van elke vogel onreine en gehate.
De andere engel is ongetwijfeld weer de engel uit 8:3 en 10:1, de engel van Jezus.
In dit visioen ziet Johannes hem neerdalen uit de onzichtbare wereld om aan de gemeenten bekend te maken wat met de aardsgerichte religieuze gemeente gebeuren zal (zie ook 22:16).
Hij komt niet om tot actie over te gaan, maar om het slotdrama van Babylon in beelden vast te leggen.
Deze stad zal ondergaan, maar de gemeente van Christus zal doorgaan in een opgaande lijn.
Want tijdens de val van de schijngemeente worden de zonen van God openbaar.
Zó kan het gebeuren dat de luister van de engel van de Heer de aarde verlicht.
De zonen van God komen voort uit alle volken, taalgebieden en groeperingen, dat wil zeggen uit vele soorten religieuze stromingen.
Want voor deze gelovigen die ontzag hebben voor God en zijn plan, die oprecht en eerlijk zijn, straalt de Heer als een licht: genadig, liefdevol en rechtvaardig.
Psalm 112:1-4:
Halleluja!
Gelukkig de mens met ontzag voor de Heer
en met liefde voor zijn geboden.
Zijn nageslacht geniet aanzien in het hele land,
de oprechten worden gezegend.
Rijkdom en weelde bewonen zijn huis,
en zijn rechtvaardigheid houdt stand, voor altijd.
Hij straalt voor de oprechten als licht in het duister,
genadig, liefdevol en rechtvaardig.
In het laatste Bijbelboek gaat het om het herkenbaar worden van de gemeente van Christus, maar ook van de schijngemeente.
De apostel Paulus schrijft in 2 Tessalonicenzen 1:8-10:
Dan komt Hij in een vlammend vuur en omringd door engelen, door wie Hij zijn macht manifesteert; dan straft Hij hen die God niet erkennen en het evangelie van onze Heer Jezus niet gehoorzamen.
Ze zullen voor eeuwig worden verstoten, ver van de Heer en van zijn kracht en majesteit.
Op die dag komt Hij om te worden geprezen door al de zijnen, om te worden geëerd door allen die tot geloof gekomen zijn – ook door jullie, want jullie hebben ons getuigenis aangenomen.
NBG: … wanneer Hij komt, om op die dag verheerlijkt te worden in zijn heiligen en met verbazing aanschouwd te worden in allen, die tot geloof gekomen zijn.
Bij het blazen van de zes bazuinen zien we hoe deze scheiding plaatsvindt.
Het onkruid wordt bij elkaar gehaald en in de vuuroven gegooid.
Een alles bedekkende stroom van demonisch vuur komt over de ‘aarde’ en de sluizen van de hemel en van de onderwereld worden opengezet.
Zondaar tot de dood of zoon van God
Maar de luister die de aarde dan verlicht is het zichtbaar worden van de zonen van God.
Met grote verbazing ziet de schijngemeente deze luister van Jezus Christus in de leden van zijn gemeente in deze laatste tijd.
De schijngemeente heeft nooit geloofd in het doel van God met de mens: de volmaaktheid al in dit leven.
Integendeel: zij heeft altijd aan het dogma vastgehouden dat de mens tot aan zijn dood toe een zondaar blijft (en dus verbonden met het rijk van de duisternis).
De stem van de engel, die als een leeuw brult (zie 10:3), kondigt het moment aan waarop het met de macht en de glorie van Babylon gedaan is.
Vlak voordat op de laatste bazuin geblazen wordt, roept hij:
Gevallen, gevallen is Babylon, die grote stad!
Tijdens het blazen op de zes bazuinen overstromen de aanstormende demonen deze ontrouwe schijngemeente.
Bij dit degeneratieproces wijkt iedere vorm van leven:
Ze is een woonplaats van demonen geworden, ze biedt onderdak aan elke onreine geest, elke onreine vogel en elk onrein, afschuwelijk dier.
De ontaarding en de afval hebben hun dieptepunt bereikt.
Veel demonen uit het rijk van de duisternis zijn geïncorporeerd in de leden van de schijngemeente; zij zijn in de geestelijke wereld een woning van deze demonen geworden.
Maar voor de gemeente van de laatste tijd komt dan uit dat zij een tempel geworden is, steen voor steen gebouwd, gewijd aan de Heer, dat wil zeggen: een plaats waar God woont door zijn geest (zie Efeziërs 2:21-22).
Het Griekse woord voor onderdak of schuilplaats kan ook garnizoen of gevangenis betekenen.
De demonen zijn in Babylon gestationeerd als een garnizoen dat gedwongen is te blijven om daar zijn afbrekend werk uit te voeren.
Van deze demonen die Babylon overweldigen en plunderen, de geest van de antichrist en zijn tien koningen, wordt gezegd:
Hun pijlen treffen jongemannen; met kinderen hebben ze geen medelijden, zelfs zuigelingen ontzien ze niet.
Kinderen en zuigelingen zijn hier hetzelfde als het groen dat verbrandt, in 8:7.
Schuilplaats van demonen
De verwording wordt zo groot dat in de schijngemeente nauwelijks meer mensen zijn die een normaal natuurlijk of geestelijk leven kunnen leiden.
Bij kinderen en zuigelingen denken we aan de vreselijke gevolgen naar geest, ziel en lichaam bij die mensen die onschuldig slachtoffer worden omdat ze te weinig kennis en ervaring hebben.
Zo vormen zij een gemakkelijke prooi voor het vuur van de demonie.
Zij zijn geestelijk nog niet voldoende gegroeid om zich hiertegen effectief te kunnen verweren.
Op Babylon is van toepassing:
Dieren uit de woestijn legeren zich daar,
uilen nemen de huizen in bezit,
struisvogels gaan er wonen
en bokken dansen er rond.
In de lege huizen klinkt het gehuil van hyena’s,
jakhalzen janken in de weelderige paleizen van weleer.
Voor Babel is de tijd nabij,
zijn dagen zijn geteld (Jesaja 13:21-22).
De onreine afschuwwekkende vogels zijn de dwaalgeesten die het uitgestrooide zaad van Gods woord opeten en alles wat door God in het hart gezaaid is (zie Matteüs 13:4 en 19).
Zij zijn de inspirators van de gelovigen die naar hen luisteren, óf rechtstreeks óf via mensen.
De Bijbel waarschuwt hier niet voor niets tegen en we zien door de hele geschiedenis van de schijngemeente heen, hoe dit helaas werkelijkheid geworden is.
Marcus 7:7:
Tevergeefs vereren ze Mij, want ze onderwijzen hun eigen leer, voorschriften van mensen.
Hebreeën 13:9:
Laat jullie niet misleiden door allerlei vreemdsoortige leerstellingen.
Iedere gedachte die niet overeenstemt met het plan van God met de mens, moeten we dan ook radicaal van de hand wijzen.
Gods plan is:
Wie Hij al van tevoren heeft uitgekozen, heeft Hij er ook van tevoren toe bestemd om het evenbeeld te worden van zijn Zoon die de eerstgeborene moest zijn van talloze broers en zussen (Romeinen 8:29).
En wat daarna volgt aan onvoorstelbaar kostbaar en eeuwig geestelijk leven is nog niet door God bekendgemaakt.
Maar de schijngemeente wordt steeds meer een verblijfplaats van de wetteloze demonen.