Openbaring 21:4
Geliefd door God en nooit verlaten
Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen.
Er zal geen dood meer zijn, geen rouw, geen jammerklacht, geen pijn, want wat er eerst was is voorbij.
En zal afwissen God elke traan van de ogen van hen.
En de dood niet zal (er) zijn meer, noch rouw, noch geween, noch moeite niet zal (er) zijn meer, omdat de eerste (dingen) weggegaan zijn.
De dood en zijn trawanten die rouw, verdriet en smart in mensenlevens gebracht hebben, zijn voor eeuwig in de vuurpoel en zij kunnen geen kwaad meer veroorzaken.
Het vroegere is voorbij!
De eerste dingen, dus wat in de oude schepping door demonen beschadigd en onderdrukt is geweest, zijn verdwenen.
Duidelijk komt naar voren dat ziekte, pijn en verdriet niet van God afkomstig zijn, maar van de vijand.
En ook dat de tijdelijke dood nooit herstel brengt en zeker geen doorgang is naar eeuwig leven.
Het herstel van de gerechtvaardigde mensheid vindt plaats op aarde.
Dit is het herstel in het duizendjarige rijk van hen die nog niet gestorven zijn en op de nieuwe aarde van hen die deel hebben aan de tweede opstanding.
Bij hen die gestorven zijn, vindt de geestelijke bevrijding plaats wanneer de dood en zijn rijk in de vuurpoel geworpen worden.
Deze gelovigen krijgen dan een opstandingslichaam dat niet meer vergaat, maar in het nieuwe Jeruzalem volgt eerst het herstel van de beschadigingen aan hun innerlijke mens.
Als het nieuwe Jeruzalem bij de opstanding ‘op aarde komt’, dus vanuit de onzichtbare wereld op de aarde (in de gelovigen) zichtbaar wordt, krijgen de bewoners ervan de mantel van de rechtvaardigheid om die aan te trekken.
Maar uit de tranen van zijn inwoners blijkt dat hun innerlijke mens nog hersteld moet worden.
De Heer reikt hun daarom kleren van heil aan, van herstel.
Ik vind grote vreugde in de Heer,
mijn hele wezen jubelt om mijn God.
Hij deed mij het kleed van de bevrijding (grondtekst: verlossing, heil) aan,
hulde mij in de mantel van de gerechtigheid,
zoals een bruidegom een kroon opzet,
zoals een bruid zich tooit met haar sieraden (Jesaja 61:10).
Met deze kleding, deze geestelijke statuur, kunnen ze zich ongehinderd tot volmaakte mensen ontwikkelen:
Jesaja 62:12 zegt:
Dan noemt men hen het heilige volk,
Volk dat door de Heer is vrijgekocht,
en jij zult Geliefde heten,
Nooit verlaten stad.