Openbaring 22:16
Een nieuwe dag breekt aan
Ik, Jezus, heb mijn engel gestuurd om jullie deze dingen bekend te maken voor de gemeenten.
Ik ben de telg van David, zijn nakomeling, de stralende morgenster.
Ik, Jezus, heb gezonden de engel van Mij (om te) betuigen jullie deze (dingen) voor/ten behoeve van de gemeenten.
Ik ben de wortel en het geslacht van David, de ster blinkende en bij de ochtend horende.
Opnieuw volgt een waarmerk van de echtheid van deze profetie.
Evenals in het begin van de Openbaring richt de Heer zich ook nu tot de voorgangers van de gemeenten; dit doet Hij door middel van zijn engel.
Het woord ‘betuigen’ (zie grondtekst) heeft het karakter van een eedsformule, als bewijs dat alles wat Johannes ziet en hoort, vast en zeker is.
In de volgende uitspraak bepaalt Jezus de plaats die Hij in Gods herstelplan heeft, als Hij in wie de profetie geconcentreerd is en vervuld.
Als Hij zegt: Ik ben de telg van David, zijn nakomeling, komt dit overeen met wat in Galaten 3:16 staat, dat Hij de geestelijke nakomeling is van Abraham.
En daarom is Hij ook de erfgenaam van de beloften van God aan Abraham.
De troon van David is verbonden met de troon van de Heer, zoals staat in 1 Kronieken 28:5 en 29:23:
En uit al mijn zonen – de Heer heeft mij immers veel zonen gegeven – verkoos Hij mijn zoon Salomo om plaats te nemen op de troon van de heerschappij van de Heer over Israël.
Zo bestijgt Salomo de troon van de Heer en volgt hij zijn vader David als koning op.
God is de koning over Israël en niet Saul zit namens Hem op de troon, maar David.
Het koningschap van Saul wortelt niet in de eeuwigheid, maar dat van David wel.
Daarom staat er:
Hij zal een huis bouwen voor mijn naam en Ik zal ervoor zorgen dat zijn troon nooit wankelt.
Jou stel Ik in het vooruitzicht dat je koningshuis eeuwig zal voortbestaan en je troon nooit zal wankelen (2 Samuël 7:13 en 16).
De wortel, de basis, van het koningschap van David, waaraan hij zijn recht en zijn kracht ontleent, is het koningschap van God.
Daar Christus als woord van eeuwigheid af in God verborgen is, zit Hij op deze troon in de geestelijke wereld.
Als ‘zoon van David’ is Hij nu koning over het geestelijke Israël, de gemeente, eerst vanuit de hemel en later ook op de vernieuwde aarde.
Jezus noemt zichzelf de stralende morgenster omdat zijn komst een nieuwe dag aankondigt, er een nieuw tijdperk ingaat.
Dit stralende licht van Jezus Christus weerkaatst op alle zonen van God en daarom wordt gezegd tegen wie in de strijd in de geestelijke wereld overwint:
En Ik zal hem de morgenster geven (zie 2:28).
Dit houdt in dat hij het evenbeeld van de Zoon wordt.
Romeinen 8:29:
Wie Hij al van tevoren heeft uitgekozen, heeft Hij er ook van tevoren toe bestemd om het evenbeeld te worden van zijn Zoon, die de eerstgeborene moest zijn van talloze broers en zussen.
Ook Bileam profeteert al hierover in Numeri 24:17:
Wat ik zie is niet in het heden,
wat ik waarneem is niet nabij.
Een ster komt op uit Jakob,
een scepter uit Israël.