Openbaring 22:5
De onmetelijke rijkdom van Gods geest
Het zal er geen nacht meer zijn en het licht van een lamp of het licht van de zon hebben ze niet nodig, want God, de Heer, zal hun licht zijn.
En zij zullen als koningen heersen tot in eeuwigheid.
En nacht niet zal (er) zijn daar en nodig niet zij hebben (een) lamp en licht van (de) zon, want (de) Heer God verlicht hen.
En zij zullen regeren tot in de eeuwen van de eeuwen.
Opnieuw wordt gezegd dat de tijd van de duisternis voorgoed voorbij is.
De eindeloze eeuwen zijn aangebroken, waarin God alles in allen is.
De rechtvaardige volken zijn hersteld en vol geworden van de geest van God, want er staat: God, de Heer, zal hun licht zijn.
De volken hebben dan van buitenaf niets meer nodig om licht en leven te bezitten.
Iedere rechtvaardige zal als koning heersen over de werken van Gods handen.
De uitdrukking ‘tot in eeuwigheid’ staat ook in 20:10, waar gezegd wordt dat het beest en de schijnprofeet dag en nacht gepijnigd worden tot in eeuwigheid.
Er is geen vernietiging in de geestelijke wereld en geen alverzoening.
Er is een eindeloos wel en een eeuwig wee.
Eindelijk is de voltooide mens van God tevoorschijn gekomen, een geestelijk mens, een koning en heerser over al wat God door zijn hand heeft gemaakt en nog zal maken.
Het woord van God dat is uitgegaan als een overwinnaar de overwinning tegemoet (zie 6:2), heeft zijn doel bereikt door het herstelplan volledig uit te voeren.
De uitgekozen gelovigen zijn zelfs meer dan overwinnaars geworden, want ze mogen nu met God en Jezus meeregeren.
Uitgekomen is het scheppingswoord van God:
Laten Wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken (zie Genesis 1:26).
God zoekt dus duidelijk medewerkers met en door wie Hij zijn plan kan uitvoeren.
De eerste Adam (de aardsgerichte mensheid) is alleen medewerker van God in die zin dat hij mensen voortbrengt en de aarde bewerkt.
Maar van ‘die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken’ was nog niet veel terechtgekomen.
Op zijn best zijn er goede mensen geboren, natuurlijke mensen die op Adam van voor de zondeval lijken.
Mensen die niet (teveel) in bezit zijn genomen door demonen en die ondanks dat ze de wet niet hebben, de wet van nature naleven (zie Romeinen 2:14).
Opnieuw schept God dan één mens, de laatste Adam; Hij doet dit via Maria.
Een engel brengt haar de boodschap:
Luister, je zult zwanger worden en een zoon baren en je moet hem Jezus noemen (Lucas 1:31).
Maria werkt vrijwillig en van harte mee en zegt:
De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd (zie Lucas 1:38).
Jezus is de afbeelding van God, Hij is de mens op het Goddelijke niveau.
Maar Gods doel is niet één mens die door ontwikkeling het doel bereikt, Hij spreekt in het begin al over ‘mensen’.
Het was de opdracht van die ene mens om de mensheid uit de macht van satan los te kopen, zodat zeer veel mensen Gods luister zullen gaan ervaren.
Die ene mens moest zijn leven aan satan overgeven als betaling voor de schuld (= het negatieve loon) van die vele mensen, zodat uitkomt wat staat in Jesaja 53:10 (ged.), 11 (ged.) en 12:
Hij offerde zijn leven voor hun schuld,
om zijn nageslacht te zien en lang te leven.
En door zijn toedoen slaagde wat de Heer wilde.
Mijn rechtvaardige dienaar verschaft velen recht,
Hij neemt hun wandaden op zich.
Daarom ken Ik hem een plaats toe onder velen
en zal Hij met machtigen delen in de buit,
omdat Hij zijn leven prijsgaf aan de dood
en zich tot de zondaars liet rekenen.
Hij droeg echter de schuld van velen
en nam het voor zondaars op.
Tegen dit Lam dat geslacht is, de volmaakte Zoon van God en mens, die in het plan van de Schepper de overwinning al behaald heeft, zegt God:
Laat ons mensen maken die naar het beeld van God en naar uw (voor)beeld zijn geschapen.
Nadat Christus de mens vrijgekocht heeft, begint het herstel van de schepping.
De Vader geeft de uitvoering hiervan in handen van de Zoon, want:
U verdient het om de boekrol te ontvangen en zijn zegels te verbreken.
Want U bent geslacht en met uw bloed hebt U voor God mensen gekocht uit alle landen en volken, van elke stam en taal (zie 5:9).
God wacht op zijn zonen
Voor dit herstelprogramma geeft de Vader volmacht aan de Zoon en deze wacht op de leden van zijn Lichaam, de gemeente, als zijn medewerkers.
Als wij ons opstellen in de geestelijke wereld door demonen te weerstaan en uit te drijven bij gebonden mensen, begint ook door ons heen dit herstelproces.
Zo kan de beschadigde schepping hersteld worden door de zonen van God die zichtbaar gaan functioneren en naar wie de zuchtende schepping sterk verlangt.
Ook het kiezen voor een nieuw leven en het zich inzetten als medewerker in het herstelplan van God gebeurt op vrijwillige basis.
Ook bij ons is, net als bij Maria, de gezindheid:
De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd.
Maria stelt zich vrijwillig beschikbaar voor het werk van Gods geest om zo een zoon voort te brengen, die Zoon van God zal heten.
Wij stellen ons vrijwillig en van harte beschikbaar voor het werk van Gods geest om zo zonen voort te brengen, die zonen van God zullen heten.
Het offer van Jezus is vrijwillig en dat is onze keus ook.
Niemand kan een mens dwingen om tot een geestelijk wezen te worden omgevormd, dus tot een zoon van God.
God zegt: Laten Wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken.
Deze mensen ontstaan pas als wij het evangelie van het koninkrijk van de hemel bekendmaken en als dit in geloof wordt aangenomen.
Dan gaat het in de innerlijke mens uitwerken wat God graag wil en waarvoor Hij het ons heeft gegeven.
Jesaja profeteert hierover in 55:11:
Zo geldt dit ook voor het woord
dat voortkomt uit mijn mond:
het keert niet vruchteloos naar Mij terug,
niet zonder eerst te doen wat Ik wil
en te volbrengen wat Ik gebied.
In hoofdstuk 12:5 lezen we dat er een vrouw is, de echte gemeente, die een mannelijk wezen baart, beeld van de zonen van God.
Op de uitspraak:
Laten Wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken, heeft ook deze medewerkster van God positief gereageerd.
Ook zij zegt:
De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd.
Johannes heeft ons doen zien dat het Lam op de berg Sion staat, omringd door de honderdvierenveertigduizend die vrijgekocht zijn uit de mensheid om als de eerste opbrengst te worden aangeboden aan God en het Lam (zie 14:4).
Geen leugen komt over hun lippen, er valt niets op hen aan te merken (14:4 ged. en 5) of zoals de NBG-vertaling aangeeft: En in hun mond is geen leugen gevonden; zij zijn onberispelijk.
Ze zijn dit geworden na hun herstel, in een ontwikkelingsproces.
Dit symbolische aantal zal in staat worden gesteld om in het vrederijk en op een nieuwe aarde de herschepping volledig uit te voeren.
Er zijn vele miljarden mensen nodig om de rijkdom van de menselijke geest te kunnen openbaren.
Daarom heeft de mens zich moeten vermenigvuldigen.
Maar er is ook een ontelbare menigte mensen nodig om de onmetelijke rijkdom van de geest van God een plaats te geven.
Dan kan de Allerhoogste die door zijn geest in hen is komen wonen, zich ten volle geven aan de mensheid.
Deze moet zich daarvoor eerst niet alleen vermenigvuldigd hebben, maar ook tot ontzaglijk grote hoogte in de geestelijke wereld zijn gestegen om dit mogelijk te maken.
Duizenden jaren gaan voorbij voordat God alles in allen geworden is.
Wat een opdracht hebben deze koningen, met wie Johannes zijn visioenen over de herschepping eindigt!
Nadat Gods herstelplan in, met en door hen afgerond is, blijven zij tot in alle aeonen koningen om de gedachten van de eeuwig en oneindig creatieve Schepper over te nemen en uit te voeren.
Wat een toekomst, wat een luister en wat een onvoorstelbaar geluk wachten allen die doorzetten tot het einddoel van God met hun leven is bereikt!