Openbaring

Openbaring 3:14
De mens naar Gods hart

Schrijf aan de engel van de gemeente in Laodicea:
Dit zegt de Amen, de trouwe en betrouwbare getuige, het begin van Gods schepping:

En aan de engel van de gemeente van de Laodicenzen schrijf deze dingen zegt de Amen, de getuige de trouwe en waarachtige, het begin van de schepping van God.

Laodicea en Efeze zijn de enige van de zeven gemeenten die ook in de brieven van Paulus genoemd worden.
Laodicea is in die tijd een rijke stad in het westen van Klein-Azië en zij ligt dicht bij Kolosse.
Zo te zien hebben deze gemeenten veel met elkaar te maken, want Paulus schrijft dat men de brief aan Kolosse ook in Laodicea moet voorlezen, terwijl een brief aan Laodicea ook gericht is aan Kolosse (zie Kolossenzen 4:16).

Groei in inzicht

Alles wat Paulus aan de Kolossenzen schrijft, geldt dus ook voor de Laodicenzen.
Paulus dankt de Vader voor deze gemeente om haar geloof en liefde.
Laodicea is met Kolosse een vruchtdragende gemeente waarin echt christelijk leven gevonden wordt.
Haar leden zijn vrijgemaakt uit de macht van de duisternis, dus van de (invloed van de) demonen van zonde, ziekte en misleiding.

Ze zijn daardoor overgeplaatst in het koninkrijk van de Zoon van Gods liefde, waar ze de vrede, de blijdschap, de rechtvaardigheid en de kracht van Gods geest ervaren.
Toch heeft de apostel nog wel het een en ander voor hen te vragen aan God, zoals hij schrijft in Kolossenzen 1:9-10:
Daarom bidden wij onophoudelijk voor jullie, vanaf de dag dat we dat gehoord hebben.
We vragen dat jullie Gods wil ten volle mogen leren kennen door de wijsheid die en het inzicht dat zijn geest jullie schenkt.
Dan zullen jullie leven zoals het past tegenover de Heer, Hem volkomen welgevallig.
Jullie zullen vruchtdragen door al het goede dat jullie doen, jullie kennis van God zal groeien.

Betrouwbare getuige

Johannes begint nu deze brief met het voorstellen van Jezus als de Amen.
Hij is de mens naar Gods hart in wie alle mogelijkheden van herstel en het deel krijgen aan Gods grootheid volmaakt vastliggen.
Daarom wordt Hij de trouwe (of: geloofwaardige) en betrouwbare getuige genoemd, evenals in 1:5.
Doordat Hij als mens het plan van God nauwgezet uitwerkt totdat het einddoel van het geloof bereikt is, geeft Hij hiermee aan of getuigt Hij dat het plan van God betrouwbaar en haalbaar is voor mensen.
Dit doel lijkt voor de mens op zich misschien te hoog gegrepen, maar het is met de hulp van Gods geest werkelijk in hem te realiseren.

Wanneer Jezus het begin van Gods schepping genoemd wordt, verwijst deze naam naar de brief aan de Kolossenzen, waarin Hij ook ‘eerstgeborene van de hele schepping’ heet.
Dat wil zeggen: de eerste mens van de schepping die de volmaaktheid heeft bereikt en die door zijn geestelijke status óp de troon van God mag zitten.
Kolossenzen 1:15:
Beeld van God, de onzichtbare, is Hij, eerstgeborene van heel de schepping
en vers 18:
Hij is het hoofd van het lichaam, de gemeente.
Oorsprong is Hij, eerstgeborene van de doden, om in alles de eerste te zijn.

Hier wordt onze Heer dus zowel het begin als de amen, dit is het einddoel van Gods schepping genoemd.
Dit betekent hetzelfde als in 22:13:
Ik ben de alfa en de omega, de eerste en de laatste, het begin en het einde (of: de voltooiing).
Hij is, zoals God de mens bedoelt, de reden van het bestaan van de zichtbare en de onzichtbare schepping en ook het doel ervan!
En voor ons geldt wat staat in 2 Korintiërs 5:17:
Daarom ook is iemand die één met Christus is, een nieuwe schepping.
Het oude is voorbij, het nieuwe is gekomen.

God ziet ‘in Christus’ dus ook ons omdat we één met Hem zijn door Gods geest die in ons woont.
1 Korintiërs 12:13:
Wij zijn allen gedoopt in één geest en zijn daardoor één lichaam geworden, wij zijn allen van één geest doordrenkt, of we nu Joden of Grieken zijn, of we nu slaven of vrije mensen zijn.
Dus samen met Hem vormen ook wíj de reden van het bestaan van Gods schepping!
Daarom zijn ook wíj kostbaar in Gods oog en door Hem hooggeschat! (zie Jesaja 43:4).
En zijn wíj als het geestelijke Israël nu Gods oogappel! (zie Deuteronomium 31:10 en Zacharia 2:12).