Openbaring

Openbaring 3:15-17
Lauwheid maakt geestelijk arm

Ik weet wat jullie doen, hoe jullie niet koud zijn en niet warm.
Waren jullie maar koud of warm!
Maar nu jullie lauw zijn in plaats van warm of koud, zal Ik jullie uitspuwen.
Jullie zeggen dat jullie rijk zijn, dat jullie alles hebben wat jullie willen en niets meer nodig hebben.
Jullie beseffen niet hoe ongelukkig jullie zijn, hoe armzalig, berooid, blind en naakt.

Ik ken van jullie de werken, dat noch koud jullie zijn noch heet; och dat koud jullie waren of heet.
Zo omdat jullie lauw zijn en noch koud noch heet, Ik zal jullie uitbraken en uit de mond van Mij.
Omdat jullie zeggen: rijk zijn wij en we hebben ons verrijkt en aan niets behoefte wij hebben en niet jullie weten: jullie zijn de ellendige en meelijwekkende en arm en blind en naakt.

Boeiende en bloeiende gemeente

Helaas moet Jezus vaststellen dat de Laodicenzen niet koud of warm zijn.
In de grondtekst staat voor warm: heet.
Dit blijkt uit hun activiteiten waar ze als gemeente mee bezig zijn en die bij de Heer best bekend zijn.
Ze zijn niet koud of onverschillig, maar ze zijn ook niet heet, of vurig van geest.
Ze zijn heel ijverig met allerlei dingen te organiseren, mede om hun samenkomsten ermee op te fleuren.
Ze zingen veel aanbiddingsliederen, begeleid door prachtige muziek en zorgen voor een vriendelijke sfeer in hun gemeente waarin iedereen zich direct thuis voelt.
Ze geven Bijbelstudies, houden bidstonden en doen veel andere activiteiten in het zichtbare.
Het zijn heel aardige en goedwillende mensen die zich op hun manier volledig inzetten voor het evangelie.

Jezus zegt niet dat ze hierdoor zondigen; als dat het geval is, zullen ze gemakkelijker te overtuigen zijn dat het niet goed zit met hen.
Nu zeggen ze van zichzelf: Ik ben rijk, ik heb overvloed en heb niets meer nodig.

Op hen lijkt ook wel van toepassing wat Paulus aan de Korintiërs schrijft:
Door Hem zijn jullie in elk opzicht rijk geworden.
Alles wat jullie zeggen en al jullie kennis bewijst dat het getuigenis over Christus bij jullie verankerd is en hierdoor ontbreekt het jullie, terwijl jullie op de komst van onze Heer Jezus Christus wachten, aan geen enkele gave van de geest
(1 Korintiërs 1:5-7).

Ze zijn mensen van wie hun schuld vergeven is, die bevrijd zijn van demonen en die gedoopt zijn in Gods heilige geest.
Ook zijn ze christenen met een toekomstverwachting, want ze verwachten de komst van de Heer.
In een rustige tijd kunnen ze, terwijl ze zo actief en met veel inzet doorgaan, het een heel eind brengen.
Hun gemeente zal in aantal blijven groeien en ze zullen in hun omgeving goed bekend staan.
Maar Laodicea is een type van de gemeente in de periode van de grote onderdrukking.

Kokend heet worden

Filadelfia heeft de toezegging van Jezus dat zij beschermd zal worden in de periode van de verzoeking, maar van Laodicea lezen we wat er van haar verwácht wordt om staande te kunnen blijven.
Zij zal haar in geestelijk opzicht niet-actieve levenshouding moeten loslaten en ‘kokend heet’ moeten worden, dit wil zeggen vol worden van de kracht en de liefde van de geest van God.
Voor hen geldt:
Laat jullie enthousiasme niet bekoelen, maar laat jullie aanvuren door de geest en dien de Heer of zoals de NBG-vertaling weergeeft: … in ijver onverdroten, vurig van geest … (zie Romeinen 12:11).

In de geestelijke wereld zijn ze niet actief, ze hebben geen inzicht in deze dimensie, ze strijden daar niet tegen demonen en ze overwinnen dus ook niet.
Ze jagen de Goddelijke liefde niet na en ze ontwikkelen de geestelijke gaven niet (zie onder andere 1 Korintiërs 14:1).
Uiterlijk zijn ze een boeiende en bloeiende gemeente, maar geestelijk gezien zijn ze dan ook geen smaakmakers.
Hun geestelijke zout, hun inzet, heeft zijn kracht verloren en het wordt dan ook als afval weggegooid.
Niemand kan er iets mee doen.
Ze voegen geen smaak toe aan het koninkrijk van God, dat is: ze bewerken geen blijvende vrede, blijdschap, gerechtigheid en kracht, zoals Jezus dat doet.

Smakeloos, ongezouten eten spuwen we uit onze mond.
Zo is het ook met de gelovige die niet geestelijk gericht en bezig is: voor God heeft hij geen eeuwigheidswaarde, hij kan niet meewerken aan de realisatie van zijn plan: de mens op zijn troon.
God verstoot nooit mensen, maar door hun eigen verkeerde keuzes plaatsen ze zichzelf buiten spel.

Bescherming tegen de demonen

In de laatste tijd zullen de demonen in de eerste plaats hén aanvallen die Jezus volgen.
Het is daarom van het hoogste belang in deze donkere periode de complete geestelijke wapenrusting te gebruiken.
Efeziërs 6:11-13:
Trek de wapenrusting van God aan om stand te kunnen houden tegen de listen van de duivel.
Onze strijd is niet gericht tegen mensen maar tegen hemelse vorsten, de heersers en de machthebbers van de duisternis, tegen de kwade geesten in de hemelsferen.
Neem daarom de wapens van God op om weerstand te kunnen bieden op de dag van het kwaad, om goed voorbereid stand te kunnen houden.

Jezus waarschuwt de gemeente in Laodicea dat ze onbeschermd is en dus toegankelijk voor de rovende en plunderende demonen uit het rijk van de duisternis.
Ze is ongelukkig of zoals staat in de grondtekst: de ellendige of wie zich aftobt.
Ze werkt hard en doet in het zichtbare haar uiterste best, maar het levert geestelijk niet veel of eigenlijk niets op.
Ze is armzalig of beklagenswaardig want ze is beroofd van de kracht van Gods heilige geest.
Ze is berooid of arm, een bedelaar; ze heeft een groot tekort aan geestelijke rijkdommen.
Ze is blind, want ze heeft geen inzicht in de geestelijke wereld.
Ze is naakt of slecht gekleed, want ze heeft geen geestelijke bedekking die gevormd wordt door de rechtvaardige daden van de heiligen.
Dit zijn de daden van herstel, bevrijding en genezing die Jezus deed.

Zo wordt zij door de geestelijke dieven en rovers geplunderd, verwond en beschadigd.