Openbaring 4:5-6
Tekenen aan zon, maan en sterren
Van de troon gingen bliksemschichten uit en donderslagen en groot geraas (of: geluid van stemmen).
Voor de troon brandden zeven vurige fakkels; dat zijn de zeven geesten van God.
Ook lag er voor de troon iets als een zee van glas, van kristal.
Midden voor de troon en eromheen waren vier wezens, die van voren en van achteren een en al oog waren.
En uit de troon komen bliksemflitsen en donderslagen en geluiden; en zeven fakkels van vuur brandende voor het aangezicht van de troon die zijn de zeven geesten van God.
En voor het aangezicht van de troon (een) zee glazen, gelijkend op kristal.
En in (het) midden van de troon en rondom de troon vier levende wezens vol zijnde met ogen van voor en van achter.
Zee als van glas
Voor de troon ligt een zee als van glas, dat lijkt op kristal.
De zee is het beeld van de geestelijke wereld die niet verbonden is met God.
Zij is een verzamelplaats met hoogten (eilanden) en diepten (diepste duisternis) waarin alle religieuze stromingen bij elkaar komen.
Dit is te vergelijken met aardse zeeën of oceanen waarin de meeste rivieren uitmonden.
Water van deze zee dat verwarmd en verlicht wordt door de zon, stijgt op en vormt wolken.
Dit is het beeld van de gemeente die bestaat uit mensen die zich koesteren in de Zon van de gerechtigheid, God.
Deze zee is hard als glas, ja zelfs als kristal, want hier regeren de demonen en de dood, hard en zonder medelijden.
Mensen moeten nauw met God verbonden zijn en blijven om hieraan te ontkomen of hieruit te kunnen ontsnappen.
In de tijd van de grote vloed gaat de oude wereld ten onder in het water.
Alle mensen en landdieren verdrinken, behalve een aantal mensen en dieren in de ark van Noach.
Door het geloof van deze mensen ontkomen zij aan de ramp.
Het oude volk Israël trekt door de zee heen en ontkomt zo aan Egypte, beeld van de onderdrukking.
Zijn belagers, beeld van demonen, moeten hun prooi loslaten en komen zelf om in deze zee en zinken weg naar het rijk van de dood.
De zee als van glas en kristal met vuur vermengd (zie 15:2) wijst op de geestelijke onderdrukking die over de wereld komt, die zonder God leeft, en intussen al voor het grootste deel gekomen ís.
Dat kunnen we dagelijks en overal om ons heen zien.
In deze zee of concentratie van anti-Goddelijke gedachten, krachten en machten gaan de zondige mensen samen met de demonen ten onder.
Maar zij die door de Heer vrijgemaakt zijn van deze demonen en hun inspiraties komen niet om, maar ze worden gered door de kracht en de liefde van Gods geest die in hen woont.
Zij mogen het lied van Mozes, de dienaar van God en het lied van het Lam zingen (zie 15:3).
Met alle geweld
De ondergang van de eerste wereld gaat gepaard met enorme natuurverschijnselen.
Ook bij de doortocht van het volk Israël door de Rode Zee lezen we in Psalm 77:18-21 over iets dergelijks:
De wolken stortten water, de hemel dreunde luid, uw pijlen flitsten heen en weer, uw donder rolde dreunend rond, bliksems verlichtten de wereld, de aarde trilde en schokte.
Door de zee liep uw weg, door de wijde wateren uw pad, maar uw voetsporen bleven onzichtbaar.
U leidde uw volk als een kudde door de hand van Mozes en Aäron.
Zo zullen ook bij de voltooiing van het plan van God bliksemflitsen, geraas en dreunende donderslagen in de geestelijke wereld de eindfase hiervan inluiden.
Satan zal zich hier letterlijk ‘met alle geweld’ tegen zijn nederlaag verzetten.
Hij weet dat hij niet veel tijd meer heeft.
De krachten van de onzichtbare wereld komen in beweging.
Op de Pinksterdag spreekt Petrus in dit verband over bloed, vuur en rook (zie Handelingen 2:19), maar tegelijk wijst deze apostel op de uitstorting van Gods geest.
Jezus zegt over deze tijd en de rol van de zee of de geestelijke wereld hierin:
Dan zullen er tekenen zijn aan de zon en de maan en de sterren en op aarde zullen de volken sidderen van angst voor het gebulder en het geweld van de zee; de mensen worden onmachtig van angst voor wat er met de wereld zal gebeuren, want de hemelse machten zullen wankelen.
Maar ook:
Maar dan zullen ze op (grondtekst: in) een wolk de Mensenzoon zien komen, bekleed met macht en grote luister.
Wanneer dat alles staat te gebeuren, richt je dan op en hef je hoofd, want jullie verlossing is nabij! (Lucas 21:25-28).
Licht in de duisternis
Dan worden de luister en de kracht van de geest van God in de gemeente van de Heer in alle opzichten zichtbaar.
De zeven geesten van God zijn symbool van de volheid van zijn heilige geest die in de zeven gemeenten, teken van de gemeente van alle tijden en plaatsen, werkzaam is.
Ze verlichten dan als brandende toortsen of lampen de weg van de zonen van God, zoals bij de vlucht door de Rode Zee de lichtgevende vuurzuil of vuurkolom dit deed voor het natuurlijke volk Israël.
Door de onderdrukking heen wordt het geestelijke volk van God vrijgemaakt van al zijn bindingen met en inspiraties vanuit het rijk van de duisternis.
God is niet van zijn schepping te scheiden.
Vanuit zijn onuitputtelijke en veelkleurige wijsheid en oneindige liefde heeft God de Vader de macro- en microkosmos en mensen, planten, vissen, vogels en alle andere dieren geschapen.
In hun oneindige variatie en op een onbeschrijflijk schitterende manier vertellen zij door hun bestaan de onvoorstelbare grootheid van hun Schepper.
Veel dieren en planten ervaren weinig tot geen invloed van de pressie van de demonen.
Maar andere zijn in hun wezen zo overweldigd dat ze vooral gericht zijn op het beschadigen en vernietigen van hun medeschepsels.
Als de eerste wereld in de grote overstroming ondergaat, worden de vertegenwoordigers van de schepping door de ark van Noach gered.
Zo blijft een restant van de levende schepping gespaard en wel door de gehoorzaamheid van Noach aan de aanwijzingen van God.
Zo ook wordt de nieuwe schepping gered door de zonen van God.
De vier dieren, of beter: levende wezens, kunnen daarom in de ‘hemel’ gezien worden als de vertegenwoordigers van de nieuwe schepping.
Ze leven niet meer onder de heerschappij en de onderdrukking van de heerser over de demonen en over het ongehoorzame deel van de wereld.
Maar ze zijn nu onder het gezag en de bescherming van Jezus Christus gekomen.
De vier wezens staan in het centrum van de macht van God, dat wil zeggen: de hele levende schepping functioneert nu zoals het de bedoeling van God vanaf het begin geweest is.
De aarde is gemaakt voor de mens om er te kunnen wonen.
Jesaja 45:18:
Dit zegt de Heer, die de hemel geschapen heeft – Hij is God! –, die de aarde gemaakt en gevormd heeft en die haar heeft gegrondvest – niet als chaos schiep Hij de aarde, maar om te bewonen heeft Hij haar gevormd: Ik ben de Heer, er is geen ander.
Ook in de toekomst zal de schepping een rol blijven spelen in het leven van de mensheid.
Er zal bovenal rechtvaardigheid zijn op aarde, want er komt een nieuwe of vernieuwde aarde (zie Jesaja 65:17, 66:22, 1 Petrus 3:13 en Openbaring 21:1).
De nieuwe schepping is, evenals de nieuwe mens, uit de oude ontstaan.
De ogen aan de achterkant wijzen op de verbondenheid met het verleden en die aan de voorkant op het uitzicht op een onmeetbaar vreugdevolle toekomst.
Eeuwige toekomst voor de schepping
Zoals de mens in geestelijk opzicht vooruit moet kijken om nuttig te kunnen zijn in het koninkrijk van God (zie Lucas 9:62), zo heeft ook de levende schepping een nuttige en eeuwige toekomst.
Net zomin als wij ons de troon van God als een stoel in de hemel moeten voorstellen, zo moeten wij over deze dieren in de hemelse regionen ook niet in bepaalde aardse vormen denken.
Wat hier weergegeven wordt is een symbool van de levende schepping die met de aarde van nu en later verbonden is.
Dit geldt ook voor de vierentwintig oudsten; we moeten ons hen uiteraard niet voorstellen als een soort oudere en wijze mannen, maar ze zien als een uitbeelding van de gemeente van alle tijden en plaatsen.
Hieruit ontstaan de eersten van de mensheid die aan het plan en het doel van God in alle opzichten beantwoorden.