Openbaring

Openbaring 4:7
Gods grootheid in de schepping

Het eerste wezen zag eruit als een leeuw en het tweede als een jonge stier; het derde had een gezicht als een mens en het vierde leek een vliegende adelaar.

En het levende wezen eerste (was) gelijkend (een) leeuw en het tweede levende wezen (was) gelijkend op (een) rund en het derde levende wezen hebbende het gezicht als (een) mens en het vierde levende wezen (was) gelijkend op (een) adelaar vliegende.

Hier zien we hier dus vier levende wezens als vertegenwoordigers van de hele schepping.
Het eerste dier lijkt op een leeuw, het roofdier dat eens stro zal eten als een rund (zie Jesaja 11:7).
Het tweede dier lijkt op een rund, een symbool van dieren die in de loop van de tijd tot huisdier gemaakt zijn, dat door de mens gevoed en ook door deze gegeten wordt.
Het derde dier heeft het gezicht als van een mens; dit dier dat meestal in de bomen leeft en dat een gezicht heeft dat op dat van een mens lijkt, vertegenwoordigt de andere landdieren.
Het vierde dier, de adelaar, is de vertegenwoordiger van de vliegende dieren, de vogels.
Hoewel de zeedieren niet genoemd worden, vallen deze naar we mogen aannemen ook onder het bovenstaande.

God kennen uit zijn onmetelijke kunstwerk

Zoals we de kunstzinnigheid en -vaardigheid van een kunstenaar uit zijn kunstwerken kunnen herkennen, zo is de niet te meten grootheid van God op te maken uit wat Hij bedacht en gemaakt heeft.
Romeinen 1:20:
Zijn onzichtbare eigenschappen zijn vanaf de schepping van de wereld zichtbaar in zijn werken, zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid zijn voor het verstand waarneembaar (of: te begrijpen).
Ons hoofdstuk eindigt met: … want U hebt alles geschapen: uw wil is de oorsprong van alles wat er is.
Maar de Bijbel zegt ook dat zijn schepping nu nog niet aan haar doel beantwoordt en lijdt om de mens die in nood is.
Want de schepping is ten prooi aan zinloosheid, niet uit eigen wil, maar door hem (Adam) die haar daaraan heeft onderworpen (Romeinen 8:20).

Mensheid belemmerd in ontwikkeling

Adam, de mens, heeft door ongehoorzaam te zijn aan God zijn positie van heerser over de schepping aan satan overgedragen.
Jezus zegt: … iedereen die zondigt, is een slaaf van de zonde (zie Johannes 8:34).
De aarde is door deze daad van de mens in de macht van de duisternis gekomen.
Ze kan daardoor niet tot haar volle doel komen dat God met haar voorheeft.
Zo is zij aan de leegheid, de zinloosheid of de vruchteloosheid onderworpen en kan ze daardoor de luister van God niet in al zijn facetten laten zien.

Ook de mens die de schepping moet besturen en exploiteren, schiet hierin tekort omdat hij zich nog te vaak laat inspireren door satan en zijn demonen.
Hij kan zo niet tot volledige ontplooiing komen, maar hij blijft in de meeste gevallen steken op het aardse, zichtbare niveau.

Als de Heer Jezus aan het kruis hangt lopen de demonen op Hem storm.
Het gevolg hiervan wordt zelfs zichtbaar in de natuurlijke wereld, want de lucht wordt verduisterd.
Zo ligt de lijdende en zuchtende schepping onder de pressie van de demonen.
Romeinen 8:22:
Wij weten dat de hele schepping nog altijd als in barensweeën zucht en lijdt.
Het is niet vanzelfsprekend dat een leeuw zijn prooi zonder medelijden verscheurt en dat een slang zijn slachtoffer vergiftigt.
Zij zijn overweldigd en dit blijkt uit hun manier van leven.
Dit zien we ook bij miljoenen mensen van wie we ditzelfde kunnen zeggen.
Ze zijn dit in veel gevallen zelfs vrijwillig, omdat zij de duisternis liever hebben dan het licht.

Maar de schepping is niet vanuit haar eigen wil aan zinloosheid en lijden onderworpen, want zij heeft niet zelf kunnen kiezen.
Zij ligt als gevolg van de verkeerde keus van de mens onder de invloed van het rijk van de duisternis en ze verlangt daarom sterk naar het zichtbaar worden van de zonen van God.
Romeinen 8:19 NBG:
Want met reikhalzend verlangen wacht de schepping op het openbaar worden van de zonen van God.
Door de mens is zij in een toestand van slavernij gekomen, maar door mensen die zonen van God geworden zijn, zal zij hiervan ook bevrijd worden.