Openbaring

Openbaring 6:12
Het bovennatuurlijke verdwijnt

Ik zag, toen het zesde zegel verbroken werd, hoe er een zware aardbeving kwam.
De zon werd zwart als een rouwkleed en de maan werd bloedrood.

En ik zag toen Het opende het zegel zesde; en zie aardbeving grote gebeurde en de zon werd zwart als (een) zak van haar en de maan werd als bloed.

In de periode van het zesde zegel verandert de geestelijke structuur van de gemeente en in onze tijd vinden we veel kenmerken van dit zegel terug.
Het ontwikkelingsproces van de echte én van de schijngemeente nadert zijn voltooiing.
De aardbeving treft hen die op de aarde wonen, dus de aardsgerichte leden van de ontrouwe schijngemeente.

Door een natuurlijke aardbeving ontstaat angst, verdwijnen vaste structuren en wordt er veel verwoest.
Zo raken in dit geval mensen zonder God het geestelijke spoor kwijt, kunnen ze niet meer terugvallen op tot nu toe vaststaande uitgangspunten en zien ze hun geestelijke zekerheden vervagen.
Er begint een duidelijke scheiding te komen tussen hen die echt bij de Heer horen (zie 7:1) en wie niet.
De eersten zijn intensief bezig met het koninkrijk van God in de onzichtbare wereld, maar de anderen blijven het van de aarde, dus van de zichtbare wereld, verwachten.
Deze laatsten zijn tegen Jezus Christus, want ze zijn niet vóór Hem (zie Marcus 9:40) en daardoor openen ze de poort van inspiratie door demonen, met alle bovenstaande mogelijke gevolgen.

Zonsverduistering

De demonen schuiven tussen de zon (God) en de mens in, zodat het licht van God voor hen die op de aarde wonen, verduisterd wordt.
Want de zondige daden en gedachten van de aardsgerichte mens maken scheiding tussen God en hem, omdat hierdoor zijn geweten onzuiver wordt en satan hem terecht kan aanklagen.
Zo durft deze mens niet meer in Gods nabijheid te komen.

Alleen zíj blijven in het licht leven, denken en handelen die bewust overgezet zijn in het koninkrijk van de Zoon van Gods liefde.
Zij die bevrijd zijn uit de invloedssfeer van de duisternis die door zonde en misleiding in deze wereld heerst.
De volgende profetie komt dan uit:
Duisternis bedekt de aarde en donkerte de naties, maar over jou schijnt de Heer (de zon), zijn luister (de mens op het niveau van Jezus Christus) is boven jou zichtbaar (Jesaja 60:2).
Waar over Jezus geprofeteerd wordt, is dit ook van toepassing op zijn gemeente (zie 1 Petrus 1:10).

Maar het licht van God kan de schijngemeente die ‘op aarde’ bezig is, niet meer bereiken.
Het is alsof de zon van de gerechtigheid afgeschermd wordt door een rouwgewaad dat gemaakt is van het haar van zwarte geiten.
Hierin zit het beeld opgesloten van duisternis en schuld.
Want in deze gemeente is somberheid troef en in de geest van haar leden heerst duisternis.
Ze zijn vervreemd van het leven met God omdat ze Hem niet kennen of willen kennen en bewust hun hart voor Hem gesloten hebben (zie Efeziërs 4:18).

Licht van de maan

Waar de zon het symbool is van God als licht, is de maan het beeld van Jezus Christus, want zij weerkaatst het zonlicht in de nacht.
Hierdoor blijkt wat bedoeld wordt in Johannes 1:5:
Het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet in haar macht gekregen.
De maan is dus het symbool van Jezus Christus.
Hij is het echte licht dat gekomen is om alle mensen (het) licht te geven, dat wil zeggen: inzicht te geven in het plan van God, door het voorbeeld dat Hij in zichzelf aan ons laat zien.
Johannes 1:14:
Het woord is mens geworden en heeft bij ons gewoond, vol van goedheid en waarheid en wij hebben zijn grootheid gezien, de grootheid van de enige Zoon van de Vader.

Kenmerkend voor de grote afval is dat de maan de kleur van bloed aanneemt, dus ‘bloedrood’ wordt.
Bloed is het symbool van het natuurlijk gerichte leven en denken van de godsdienstige mens.
De naam, het woord en het werk van Jezus Christus worden in de schijngemeente niet meer gekoppeld aan het geestelijke koninkrijk van God of van de hemel.
Het bovennatuurlijke aspect wordt (en is) uit het evangelie van Jezus Christus weggenomen of verschoven naar een ander tijdperk.

Joël profeteert hier al over.
Als de demonen de schijngemeente helemaal in hun bezit nemen, zegt hij:
Bij die aanblik beeft de aarde, siddert de hemel; zon en maan worden verduisterd, sterren doven hun glans (Joël 2:10)
en
Dan zal Ik tekenen geven aan de hemel en op aarde: bloed en vuur en zuilen van rook, de zon verandert in duisternis en de maan in bloed.
Dan komt de dag van de Heer, groot en ontzagwekkend.
Dan zal ieder die de naam van de Heer aanroept ontkomen:
op de Sion, in Jeruzalem
(in de gemeente, het hemelse Jeruzalem), is een toevlucht te vinden, zoals de Heer heeft beloofd; ieder die Hij roept zal worden gered (Joël 3:3-5).

Als deze verduistering een feit is en, in tegenstelling tot deze gebeurtenis, de geest van God uitgegoten is in de echte zonen van God, volgt de grote en (letterlijk) ontzag-wekkende dag of openbaring van de Heer in zijn gelovigen.
Hier begint dus al de scheiding of het oordeel.
Dan zal de heldere maan zich schamen, de stralende zon van schaamte verbleken.
Want de Heer van de hemelse machten heerst op de Sion, in Jeruzalem wordt zijn luister getoond aan de oudsten van zijn volk
(Jesaja 24:23).