Openbaring

Openbaring 7:4-8
Natuurlijk of geestelijk, in beelden verklaard

Toen hoorde ik het aantal van hen die het zegel droegen: honderdvierenveertigduizend in totaal, afkomstig uit elke stam van Israël.
Twaalfduizend uit de stam Juda die het zegel droegen, twaalfduizend uit de stam Ruben, twaalfduizend uit de stam Gad,
twaalfduizend uit de stam Aser, twaalfduizend uit de stam Naftali, twaalfduizend uit de stam Manasse,
twaalfduizend uit de stam Simeon, twaalfduizend uit de stam Levi, twaalfduizend uit de stam Issachar,
twaalfduizend uit de stam Zebulon, twaalfduizend uit de stam Jozef en ten slotte twaalfduizend uit de stam Benjamin die het zegel droegen.

En ik hoorde het getal van de verzegelden: 144 duizend verzegelden uit elke stam van (de) zonen van Israël.
Uit (de) stam Juda twaalfduizend verzegelden, enzovoort.

Het boek Openbaring is bestemd voor de gemeenten.
De adressering is als volgt:
Van Johannes, aan de zeven gemeenten in Asia (zie 1:4).
Het eindigt met de woorden:
Ik, Jezus, heb mijn engel gestuurd om jullie deze dingen bekend te maken voor de gemeenten (zie 22:16).
De Openbaring houdt zich bezig met de onzichtbare wereld waar ook de gemeente ‘woont’ en actief is.
Want voor de gemeente geldt:
Hij heeft ons samen met Hem uit de dood opgewekt en ons (nu al) een plaats gegeven in de hemelsferen, in Christus Jezus (Efeziërs 2:6).

Wij zijn (nu al) burgers van een geestelijk rijk (Filippenzen 3:20): Maar wij hebben ons burgerrecht in de hemel …), daar leven wij en daar hebben we ook onze strijd en overwinning.
Deze worsteling vindt haar climax in het einde of bij de voltooiing van deze tijd.
In beelden en symbolen wordt aan Johannes duidelijk gemaakt … wat er binnenkort gebeuren moet (zie 1:1).

Verpakt in vergelijkingen

Als Jezus over het koninkrijk van de hemel spreekt, doet Hij dit in vergelijkingen.
Hierin ‘verpakt’ Hij de nog verborgen dingen zodat de mensen het niet zien, hoewel ze wel kunnen zien en het niet horen hoewel ze wel kunnen horen en het toch niet begrijpen.
In Matteüs 13:13-14 en 44 staat:
Dit is de reden waarom ik in gelijkenissen tot hen spreek: omdat zij ziende blind en horende doof zijn en niets begrijpen.
In hen wordt deze profetie van Jesaja vervuld:
Jullie zullen goed luisteren maar niets begrijpen en jullie zullen goed kijken maar geen inzicht hebben.

Het is met het koninkrijk van de hemel als met een schat die verborgen lag in een akker.
Iemand vond hem en verborg hem opnieuw en in zijn vreugde besloot hij alles te verkopen wat hij had en die akker te kopen.

Jezus wil wat heilig is ‘niet aan de honden geven’ en geen ‘parels voor de varkens werpen’ (zie Matteüs 7:6).
God zoekt mensen die Hem zoeken met heel hun wezen, die zich verdiepen in zijn woord en zo de hierin verborgen rijkdom (schat) naar boven weten te halen.

Voor het ontdekken van de essentie van wat God precies bedoelt, moeten we onze geestelijke zintuigen trainen en zo kunnen we verschil zien en maken tussen goed en kwaad.
Verschil maken tussen wat belangrijk is en wat niet, tussen wat ons dichterbij het doel van God brengt en wat ons daarvan afleidt.
Alleen dan kunnen we het vaste geestelijke voedsel verdragen, kunnen we de diepste gedachten van God onderzoeken en deze in ons opnemen.
Vast voedsel is voor volwassenen; hun zintuigen zijn door ervaring geoefend en zij kunnen onderscheid maken tussen goed en kwaad (Hebreeën 5:14).

Letterlijk of geestelijk

In het boek Openbaring wordt de onzichtbare wereld in beelden of symbolen uitgedrukt.
Aan ons is het om te leren begrijpen wat de geestelijke werkelijkheid inhoudt die achter de visioenen ligt die Jezus aan Johannes laat zien.
Een grote vergissing die bij het lezen van dit boek vaak wordt gemaakt, is dat men uit het grote aantal beelden er enkele neemt, die men dan letterlijk in natuurlijk opzicht gaat uitleggen.
Zoals we hiervóór al hebben aangegeven, moeten we één vaste lijn aanhouden bij het verklaren van de beelden, anders verzanden we in een moeras van meningen en onzinnige verklaringen.
De eenheid is dan zoek en we verliezen het doel van God met deze openbaring uit het oog.

De beelden moeten wel letterlijk verklaard worden maar uitsluitend in geestelijk perspectief.
Voorbeeld:
De tempel in het zichtbare Jeruzalem is letterlijk een zichtbaar gebouw van stenen, hout en dergelijke.
De tempel in het hemelse, het geestelijke Jeruzalem is letterlijk een (voor het natuurlijke oog) onzichtbaar gebouw van levende stenen.
Altijd weer lezen we in dit boek over beelden die aan het oude verbond ontleend zijn.
En het is bekend dat het eerste verbond een voorafschaduwing is van het tweede.
Een schaduw van een mens geeft min of meer een indruk van hem of haar.
We kunnen er bijvoorbeeld uit afleiden of het een man of een vrouw is, een kind of een volwassene, een corpulent of een slank iemand.

De oudtestamentische tempeldienst van het natuurlijke volk Israël is een schaduw of beter: een voorafschaduwing van de nieuwtestamentische geestelijke tempeldienst.
Hebreeën 8:5:
Zij verrichten hun dienst in wat de afspiegeling en de voorafschaduwing is van het hemelse heiligdom, zoals dat aan Mozes geopenbaard werd toen hij begon met het oprichten van de tabernakel:
Let erop, staat er immers, dat je alles vervaardigt volgens het ontwerp dat je op de berg getoond is.

Wie verder leest in dit hoofdstuk uit Hebreeën zal het nog duidelijker worden dat het bij God niet gaat om een uiterlijk dienen van Hem, maar om onze innerlijke, geestelijke mens die met Hem verbonden is.
Jezus zegt dat zijn koninkrijk niet bij deze wereld hoort of van deze wereld is (zie Johannes 18:36), maar dat Hij van boven is (zie Johannes 8:23).
Als wij Jezus willen volgen kan dat dus alleen maar dáár!
Uiteraard zullen de gevolgen hiervan in ons leven op aarde zichtbaar worden.

Mozes weet dat hij bezig is met een afbeelding van de geestelijke dingen, van wat weer moet verdwijnen en niet met de werkelijkheid zelf.
Hij ziet de geestelijke dimensie al voor zich, maar het volk Israël hecht zoveel waarde aan de afbeeldingen, de symbolen, dat het déze voor de werkelijkheid gaat houden.
In Hebreeën 8:13 staat:
Op het moment dat hij spreekt over een nieuw verbond heeft hij het eerste al als verouderd bestempeld.
Welnu, wat verouderd is en versleten, is de teloorgang
(grondtekst: verdwijning) nabij.

Versleten kleren gooien we weg, ze hebben hun functie gehad, we doen nu nieuwe aan.
Het natuurlijke volk Israël is, net als alle andere volken, een aardsgericht en ongeestelijk volk dat geen inzicht heeft in de geestelijke, onzichtbare dingen.
2 Korintiërs 3:14-18:
Hun denken verstarde en dezelfde sluier ligt tot op de dag van vandaag over het oude verbond wanneer het voorgelezen wordt.
Hij wordt alleen in Christus weggenomen.
Tot op de dag van vandaag ligt er een sluier over hun hart, telkens als de wet van Mozes wordt voorgelezen.
Maar telkens als iemand zich tot de Heer wendt, wordt de sluier weggenomen.
Welnu, met de Heer wordt de geest bedoeld en waar de geest van de Heer is, daar is vrijheid.
Wij allen die met onbedekt gezicht de luister van de Heer aanschouwen, zullen meer en meer door de geest van de Heer naar de luister van dat beeld worden veranderd.

Het (geestelijke) volk van God vergaat niet omdat het inzicht heeft in Gods wezen en plan en door ernaar te zoeken dit steeds meer krijgt.
Vergelijk hiermee Hosea 4:6 (ged.):
Mijn volk komt om doordat het met Mij niet vertrouwd is, of zoals de NBG-vertaling het zegt: … gaat te gronde door gebrek aan kennis (van God).

Vergeestelijken

Het nieuwe verbond heeft betrekking op de hemelse werkelijkheid, de geestelijke dimensie.
In plaats van een aardse hogepriester is er nu een hemelse.
Deze is niet gezalfd met olie, maar met Gods heilige geest; dit is dus een onzichtbare gebeurtenis.
Handelingen 10:38:
… Jezus uit Nazaret met de heilige geest heeft gezalfd en met kracht heeft bekleed.
De aardse hogepriester heeft een natuurlijk voorgeslacht, maar de echte Hogepriester is van boven, dus zonder vader en zonder moeder (zie Hebreeën 6:20, 8:1 en 9:11).

Zo is er in het oude verbond een natuurlijk priesterschap uit het voorgeslacht van Levi, in het nieuwe verbond wordt de geméénte een heilig en koninklijk priesterschap genoemd.
1 Petrus 1:5:
… en laat jullie ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijke tempel.
Vorm een heilige priesterschap om geestelijke offers te brengen die God, dankzij Jezus Christus, welgevallig zijn

en 1 Petrus 2:9:
Maar júllie zijn een uitverkoren geslacht, een koninkrijk van priesters, een heilige natie, een volk dat God zich verworven heeft om de grote daden te verkondigen van Hem die jullie uit de duisternis heeft geroepen naar zijn wonderbaarlijke licht.

Eerst is er een natuurlijk volk Israël, nu is er een heilige, geestelijke natie die het eigendom is van God; dat is de gemeente.
Eerst is er een aards Jeruzalem als stad van God en nu is er een hemels Jeruzalem waar de opnieuw geboren zonen van God als burgers staan ingeschreven; dat is de gemeente.

Er is een aardse berg Sion die ongeveer 600 meter hoog is, maar er is nu ook een geestelijke berg Sion, de stad van volmaakte pracht, waaruit God in stralend licht verschijnt (zie Psalm 50:2).
Dit is de gemeente, want zij is gebaseerd op de gaven en de vrucht van de heilige geest van God.
Bergen zijn in de beeldspraak van de Bijbel steeds het symbool van geestelijke machten.
De berg Sion is het symbool van Gods heilige geest.
De schijngemeente, Babylon, ligt op zeven bergen, symbool van koningen uit het rijk van de afgrond.
Maar de berg Sion is hoger dan alle andere heuvels, dat wil zeggen dat de kracht van Gods geest, waarop de gemeente rust, sterker is dan alle andere krachten in de onzichtbare wereld.

Er zijn er natuurlijke zonen van Abraham, maar in het nieuwe verbond wordt gezegd:
En omdat jullie Christus toebehoren, zijn júllie nakomelingen van Abraham, erfgenamen volgens de belofte (Galaten 3:29).
Wie bij Christus hoort, dat wil zeggen, deel is van zijn lichaam of van de gemeente, hoort (in de meeste gevallen) niet bij de natuurlijke nakomelingen van Abraham.
Hij hoort bij de eeuwige en echte, geestelijke generatie.
Zo is ook Christus de telg van David, zijn nakomeling, de stralende morgenster (zie 22:16).
Wie bij Christus hoort, hoort daarom ook bij de nakomelingen van David en daarom bij het koninkrijk van priesters; dat is de gemeente.

Gemeente is het geestelijke Israël

Het natuurlijke volk Israël neemt nu geen aparte plaats meer in het plan van God in.
Dat blijkt overduidelijk en niet voor een andere uitleg vatbaar uit deze en veel soortgelijke teksten en Bijbelgedeelten.
God heeft nu een ander, geestelijk volk daarvoor in de plaats gezet:
de gemeente.
Dit is omdat het evangelie nu van een andere dimensie is, namelijk die van het koninkrijk van God of van de hemel, dus van de geestelijke wereld!

Het gaat in het boek Openbaring om Jezus Christus en zijn gemeente.
Het is het boek vóór en ván de gemeente.

De gemeente is het lichaam of de ‘zichtbare’ verschijningsvorm van Jezus Christus waarvan Hij het hoofd is (zie Kolossenzen 1:18).

De gemeente wordt ook genoemd het gezin van God waarvan Jezus Christus de oudste Zoon en dus onze broer is (zie Efeziërs 2:19 en Hebreeën 2:11 en 3:6).

De gemeente is ook het paradijs van God waarin Jezus Christus de Levensboom is en de zonen van God de levensbomen zijn (zie 2:7 en 22:2).

De gemeente is de tempel van God waarvan Jezus Christus de hoeksteen is en waarin de gelovigen als levende stenen worden ingevoegd.
Hoeksteen kan ook vertaald worden met sluitsteen, dat is de belangrijkste steen in de nok van de tempel (zie 1 Korintiërs 3:16 en 1 Petrus 2:5).

De gemeente is de wolk die bestaat uit miljarden waterdruppels en Jezus Christus komt terug ‘op’ of ‘met’ of ‘in’ deze wolk; in de grondtekst wordt dit op deze verschillende manieren weergegeven (zie Matteüs 24:30 en Openbaring 1:7).

De gemeente is de vrouw van het Lam.
In Openbaring 14 lezen we dat het Lam van God op de berg Sion staat en met Hem de honderdvierenveertigduizend.
Zij zijn hetzelfde als de vrouw van het Lam, die zich gereedgemaakt heeft.
Zoals de vrouw bij het Lam hoort, zo horen ook de honderdvierenveertigduizend bij het Lam, het beeld van Jezus Christus.

De gemeente wordt ook uitgebeeld door de twaalf stammen van Israël.
We lezen in 21:12 dat de namen van deze twaalf stammen geschreven staan op de poorten van het hemelse Jeruzalem.
Deze poorten wijzen op het binnengaan van het volk van God in deze geestelijke stad, dus het ‘vollopen’ of het volmaakt worden van de gemeente.
Zoals de poorten naar de vier windrichtingen gericht zijn, zo zal het volk van God van de vier windstreken van de aarde komen, dat wil zeggen: zij zijn gelovigen van alle tijden en alle plaatsen.
De poorten geven de mogelijkheid aan om dé kenmerken van het koninkrijk van God te ervaren: vrede, blijdschap, rechtvaardigheid en kracht.

In vers 4 van ons hoofdstuk hoort Johannes het aantal van deze gelovigen, maar in vers 9 ziet hij hen als een niet te tellen, onafzienbare menigte uit alle landen en volken, van elke stam en taalgroep.
Het is dus duidelijk dat deze ‘verzegelden uit Israël’ het beeld zijn van de hemelse gemeente die gedoopt is in en vervuld met de geest van God.

Voor een verklaring over het weglaten van de stam van Dan verwijzen we u naar het e-book Openbaring waarin u dit kunt nalezen in het overeenkomstige hoofdstuk.
Een volledige studie over het onderwerp ‘geestelijk Israël’ kunt u vinden op de gelijknamige site die hier als bijlage is toegevoegd.