4. Inspiratie-uitingen
Wie moet er uitleggen?
We vinden in de Bijbel geen instructies over wie, na het gebed in geestelijke talen, in de samenkomst de uitleg moet geven.
Moet dat hij die bidt, zelf zijn of een ander?
In die gedeelten waar gesproken wordt over ‘de één dit en de ánder dat’, gaat het over de incidentele uitdeling van gaven door de heilige geest.
In elk geval is duidelijk: iemand moet de uitleg geven.
Anders moet hij, die in geestelijke talen bidt, zwijgen en in zichzelf tot God spreken.
In de praktijk blijkt dat beide situaties zich voordoen.
Dat is goed en (dus) bijbels.
De één spreekt geestelijke talen, de ander legt uit, of hij die geestelijke talen spreekt, geeft zélf de uitleg.
Bij de eerste mogelijkheid zien we beter het aspect van het geestelijk op elkaar afgestemd zijn van verschillende gemeenteleden.
Bij de tweede mogelijkheid ligt de nadruk op het streven naar de functie van de uitingen door een ieder, zodat er in de gemeente geen spanning hoeft te ontstaan bij het ontbreken van een uitleg.
Dit sluit ook goed aan bij wat er staat in 1 Korintiërs 14:13:
Daarom moet iemand die (in de gemeentesamenkomst) (in) geestelijke talen spreekt, bidden om de gave die te kunnen uitleggen.