3. De vergelijking van het mosterdzaadje
Het mosterdzaadje is een kleine plant
Hij hield hun een andere vergelijking voor:
Het koninkrijk van de hemel lijkt op een zaadje van de mosterdplant dat iemand meenam en in zijn akker zaaide.
Het is weliswaar het kleinste van alle zaden, maar het groeit uit tot de grootste onder de planten.
Het wordt een struik en de vogels van de hemel komen nestelen in de takken (Matteüs 13:31 en 32).
Het zaad van de (zwarte) mosterd is erg klein, maar het kan wel uitgroeien tot een (eenjarige) plant van bijna drie meter hoog.
Het is dan ook een heel goed gekozen symbool voor iets, bijvoorbeeld een overtuiging of een beweging, die ondanks de aanvankelijke nietigheid en onbelangrijkheid, kan uitgroeien tot iets enorms (zie Etymologiebank).
Bij deze vergelijking ontleent Jezus het voorbeeld aan de verfijnde landbouw, dat het domein is van de tuinder.
Anders dan de boer met zijn korenakkers, bewerkt hij zijn groententuin intensiever en heel zorgvuldig, om een zo groot mogelijke opbrengst te krijgen van een kleiner stuk grond.
Het gaat hier om de fijnere producten zoals de munt, de dille en de komijn, waarvan de stipte Farizeeër angstvallig het onbetekenende tiende deel als offer naar de tempel brengt.
Zo’n moestuin is in het bezit van de man over wie Jezus nu spreekt en die daarin mosterdzaad zaait.
Het overeenkomstige Bijbelgedeelte van Lucas 13:8-21 heeft het dan ook over een zaaien in zijn tuin in plaats van ‘in zijn akker’.
Het gaat om het zaad van de zwarte mosterd (Brassica nigra) dat verbouwd wordt om de olie die erin zit.
Dit zaad is in werkelijkheid niet alleen het kleinste zaad van de mosterdsoorten, maar ook van alle gekweekte zaden.
Het zaad van de papaver of de klaproos (maanzaad) is nog kleiner, maar dit werd in Palestina niet verbouwd.
Hoewel hij een eenjarige plant is, schiet de mosterdplant snel op en vertakt hij zich sterk.
Hij bereikt, vooral in de omgeving van Tiberias een hoogte van 2,5 á 3 meter.
Bovendien is het een bekend verschijnsel dat bij veel planten in het oosten de stengels sterk ‘verhouten’.
Ook lijkt de plant door zijn manier van vertakking en doordat hij slechts één houtige stengel heeft, veel op een boom.
Verder moeten we niet vergeten dat in Palestina veel bomen lager zijn dan bij ons.
Absurd wetticisme
De geringe omvang van het mosterdzaad is bij de Joodse rabbijnen van die tijd spreekwoordelijk.
Omdat ze bang zijn om tegen de wet te zondigen, tolereren ze geen vlekje als een mosterdzaad en wie per ongeluk een vliegje doorslikt dat in zijn wijn valt, is volgens hen onrein.
Daarom verwijt Jezus de Farizeeën dat zij de mug uit de wijn zeven, maar een ‘kameel doorslikken’, terwijl beide toch onreine dieren zijn.
Met andere woorden: de ‘gemakkelijk’ op te volgen uiterlijke wetsregels komen ze wél na: het geven van de tienden van de munt, de dille en de komijn.
Maar wat het belangrijkste is, de geestelijke wet, laten ze links liggen: recht, barmhartigheid en trouw (zie Matteüs 23:23).
De Heer gebruikt altijd (voor)beelden die bij zijn luisteraars goed bekend zijn.
Hij wenst zijn leerlingen een geloof toe als een mosterdzaadje, zo levend en zo sterk, al is het dan ook klein.
Want dan zal niets hun onmogelijk zijn.
Een man stopt zo’n mosterdzaadje in de grond.
De reden dat hij maar één zaadje neemt kan zijn dat hij er een aparte bedoeling mee heeft.
Misschien wil hij er een proef mee nemen of geselecteerd zaad winnen.
Doordat de plant alleen staat, heeft zij meer licht boven de grond en meer ruimte in de aarde om voedsel te vinden.
Onzichtbaar voor het oog schiet het zaad bij regen en dauw diep wortel, groeit het welig omhoog en spreidt het als een boom zijn takken uit.
Eerst zien we de plant met sierlijke gele bloemtrossen en later met bossen zaadpeulen behangen.
In de tijd dat de mosterdplant haar grootste omvang bereikt heeft, is het volop zomer en wemelt het in de boom van distel- en goudvinken die dol zijn op de olierijke zaden.