Geestelijk Israël

Alleen geestelijk te verklaren teksten

2 Korintiërs

2 Korintiërs 3:3

… jullie zijn zelf een brief van Christus, door ons opgesteld, niet met inkt geschreven maar met de geest van de levende God, niet in stenen platen gegrift maar in het hart van mensen.

Ook hier weer is van toepassing: het komt niet op het uiterlijke aan, maar op het innerlijke, niet op het aardse, maar op het geestelijke, niet op de schaduw, maar op de werkelijkheid.
Wij, de gemeente van Jezus Christus, zijn een brief van Christus omdat Hij in ons zichtbaar aan het worden is.
Mensen om ons heen kunnen aan ons steeds meer zien wie Hij is.
Dit is niet een uiterlijke zaak, het naleven van regels of het horen bij een bepaalde kerk, organisatie of aards volk, neen het is een geestelijke zaak.
De wet van Mozes geldt niet meer voor ons, maar wel geldt de wet van de geest van het leven: God liefhebben boven alles en onze naaste als onszelf.
Dit is een universele ‘wet’ die voor de hele gelovige mensheid geldt en niet voor een bepaald (vermeend) uitverkoren volk.
Ook hier is er geen verschil tussen Jood en Griek.

2 Korintiërs 3:6

Hij heeft ons geschikt gemaakt om het nieuwe verbond te dienen: niet het verbond van een geschreven wet (de letter), maar dat van zijn geest.
Want de letter doodt, maar de geest maakt levend.

Het nieuwe verbond is van een ander, hoger niveau dan het oude verbond.
Het nieuwe staat tot het oude als geestelijk staat tot natuurlijk.
Het geestelijke is eeuwig, het natuurlijke is tijdelijk.
Door Gods geest worden we levend, dat wil zeggen dat we in een diep contact met God kunnen leven.
Het navolgen van uiterlijke regels brengt ons niet bij God, maar geeft de aanklager veel ruimte om ons aan te klagen.
We kunnen het immers toch nooit goed doen …?
Zo worden we gescheiden van God en gaan we geestelijk dood.
Het waarde hechten aan een natuurlijk volk verhindert ons om de dingen te bedenken die boven zijn, waar Christus is.
We worden hiervan afgeleid door een natuurlijk denken en we gaan hierdoor de openbaring van Gods heerlijkheid buiten onszelf zoeken.
Zo kan het leven van God zich niet door en in ons baanbreken en wordt de (werking van de) geest van God in ons gedoofd.
Het licht in ons gaat uit.

2 Korintiërs 3:8

… zal dan wat de geest brengt niet nog groter luister hebben?

Het was al prachtig dat God aan Mozes zoveel heerlijkheid liet zien, maar ook dat was slechts een schaduwbeeld van de werkelijke heerlijkheid van God in het nieuwe verbond.
Door de volkomen ontwikkeling van de liefde en de gaven van zijn geest in ons zal het volledige wezen van God in ons vorm krijgen: God alles in allen.
Daarbij vallen een uiterlijke wetgeving, een natuurlijk volk, de profeten en alle andere uiterlijke religieuze zaken als het ware in het niet.
Al deze dingen zijn nodig en zinvol geweest en hebben hun functie in de ontwikkeling van het plan van God gehad.
Zij zijn te vergelijken met steigerwerk bij een nieuw te bouwen huis; als het huis klaar is, worden de steigers verwijderd en zien we het huis in zijn volle glorie.
We blijven niet bij de steigers staan, maar het huis is het doel!
Er werd in het natuurlijke gezaaid, maar er wordt in het geestelijke opgewekt!
Als we de steigers laten staan, zien we niet de ontwikkeling van een geestelijk volk van God, maar wordt ons zicht op de ontwikkeling van Gods heerlijkheid in de gemeente van Christus belemmerd, komt er een sluier over ons denken te liggen.

2 Korintiërs 3:16 en 18

Maar telkens als iemand zich tot de Heer wendt (zich bekeert), wordt de sluier weggenomen.
Wij allen die met onbedekt gezicht de luister van de Heer aanschouwen, zullen meer en meer door de geest van de Heer naar de luister van dat beeld worden veranderd.

Als we contact zoeken met de levende God, wordt deze bedekking of sluier van ons weggenomen.
We gaan ons dan verdiepen in zijn plan en zijn geest maakt ons Gods diepste gedachten bekend.
Gods heerlijkheid gaat zich steeds verder in ons (persoonlijk en als gemeente) ontwikkelen en wij worden meer en meer gelijkvormig aan Jezus Christus.
Dus: weg met de steigers, weg met de bedekking over ons denken.
Laten we God en Jezus Christus zoeken waar zij zijn: in de geestelijke wereld en niet op de aarde.
Het koninkrijk van God is immers niet van deze (zichtbare) wereld, maar van de geestelijke.
Laten we geestelijk gaan denken en dus ook geen religieuze waarde hechten aan een zichtbaar volk.
Het hechten van religieuze waarde aan zichtbare zaken is altijd al de basis geweest van afgoderij en hét kenmerk van de schijngemeente, het grote Babylon.
We kunnen dat zien bij vrijwel elke dwaling in de kerkgeschiedenis en bij alle andere (afgodische) religies.
Het is niet nodig hierbij voorbeelden te noemen, want elke schijnreligie is uitsluitend op het zichtbare georiënteerd.

2 Korintiërs 4:18

Wij richten ons niet op de zichtbare dingen maar op de onzichtbare, want de zichtbare dingen zijn tijdelijk, de onzichtbare eeuwig.

Wij zien niet meer op het zichtbare, dat is niet alleen tijdelijk, maar dus ook gevaarlijk!
Wij zoeken de onzichtbare God, we verlangen naar zijn heerlijkheid in ons leven: de volledige doorwerking van zijn geest.
Het zichtbare is een ‘last die ons daarbij gemakkelijk in de weg staat’, maar laten we die last wegdoen!

2 Korintiërs 5:4,5

Zolang we in onze aardse tent verblijven zuchten we onder een zware last, omdat we niet willen dat deze kleding wordt uitgetrokken; we willen dat er nieuwe over wordt aangetrokken, zodat het sterfelijke door het leven wordt verslonden.
Hiervoor heeft God zelf ons gereedgemaakt, door ons de geest als onderpand te geven.

Laat ons streven er helemaal op gericht zijn dat we een opstandingslichaam krijgen, net als Jezus.
Het sterfelijke lichaam gaat dan over in een onsterfelijk.
Zó komt de Heer terug in de zijnen (parousie) , dát is het plan van God met ons.
Gods heilige geest is daarvan het onderpand of ook wel de eerste aanbetaling.
Met dat onderpand mogen we aan de slag gaan en er zo ‘honderdvoudig’ bijverdienen.
Dan zegt de Heer tegen ons: over weinig ben je trouw geweest, over veel zal Ik je stellen.
Het zó verkrijgen van het opstandingslichaam is het hoogste wat een mens in zijn leven kan bereiken.
Alleen daarop moeten we ons richten, waarbij we ons niet moeten laten afleiden door aardsgerichte dwalingen die satan op onze weg brengt.
Wat voegt het bezig zijn met een natuurlijk volk Israël toe aan dit onvoorstelbaar prachtige plan van God?
Integendeel: het leidt ons hiervan af en het vraagt onze tijd en energie, die we dus wel beter kunnen besteden.

2 Korintiërs 5:17

Daarom ook is iemand die één met (of: in) Christus is, een nieuwe schepping. Het oude is voorbij, het nieuwe is gekomen.

Alleen in Christus zijn we een nieuwe schepping, dat wil zeggen: als we zijn denken overnemen en ernaar streven Hem gelijkvormig te worden.
Nieuwe schepping staat tot oude schepping als geestelijke mensen staan tot natuurlijke mensen.
Geestelijke mensen zijn eeuwig, natuurlijke zijn tijdelijk.
Daarom horen we ook niet bij een natuurlijk volk, maar bij een geestelijk.
We wórden geen nieuwe schepping, maar we zíjn het al (in Christus).
Laten we het oude, het natuurlijke dan ook achter ons laten.
Laten we ook hier geen nieuwe wijn in oude zakken doen!

2 Korintiërs 6:16

Wat heeft de tempel van God met afgoden te maken?
Wijzelf zijn de tempel van de levende God, zoals God heeft gezegd: Ik zal bij
(in) hen wonen en in hun midden verkeren, Ik zal hun God zijn en zij mijn volk.

God heeft geen twee volken, maar wíj zijn, zoals duidelijk ook uit deze tekst blijkt, het (geestelijke) volk van God!
Wíj zijn de tempel of de woning van God, want Hij woont in óns door zijn geest.
Er komt geen nieuwe aardse tempel meer, dat was de schaduw.
God heeft geen plan (meer) met een aards volk van de Joden, dat was de schaduw.
Wat hebben wij gemeenschappelijk met een natuurlijk volk dat het evangelie van Jezus Christus verwerpt?
God heeft geen (apart) plan met dit volk en alleen als ook zij een tempel worden van God door de doop in Gods geest, dán mogen ook zij volop deel hebben aan het ene plan van God: Laat ons mensen maken naar ons beeld.
Zich verbinden aan het gedachtegoed van (een categorie van aardsgerichte) Joden is in feite contact hebben met de afgoden, met religieuze demonen of vrome geesten.
Zij verbinden religie weer aan zichtbare zaken: het houden van de (schaduwachtige) feestdagen, het bidden bij de Klaagmuur, het dragen van gewijde kleding, enzovoort.
De tempel van God is geestelijk, de (zichtbare) tempel (en alles wat daarbij hoort) van afgoden is aardsgericht.
Aan ons de keus …

2 Korintiërs 6:17,18

Daarom zegt de Heer: Ga weg bij de ongelovigen, zonder je van hen af en raak niets aan dat onrein is.
Dan zal Ik jullie aannemen en jullie Vader zijn en jullie mijn zonen en dochters – zegt de almachtige Heer.

Ongelovigen zijn mensen die geïnspireerd worden door de afgoden (zie vers 16) en dat zijn ‘gewoon’ demonen, vermomd door middel van of zich verschuilend achter beelden en allerlei rituelen.
Zij zetten zich in de tempel van God (de mens) om te laten zien dat ze goden zijn.
Maar wij moeten breken met deze ongerechtigheid en een nieuw leven beginnen met God.
De Schepper van hemel en aarde wil niet over ons heersen, zoals deze goden, maar Hij neemt ons in zijn oneindige liefde aan als zijn zonen.
Hij is onze Vader en niet Abraham.
Wij horen dan bij zijn geestelijke familie en zijn leven werkt in ons en door ons heen.
Wij worden zonen van God door de doop in en de vervulling met zijn heilige geest en niet anders.
Wij horen niet bij Gods volk omdat we van Abraham afstammen of van hem menen af te stammen.
God heeft geen natuurlijke kinderen, maar alleen zij die door zijn geest kunnen zeggen: ‘Abba, Vader’ zijn Gods zonen, zijn Gods volk.

2 Korintiërs 7:1

Omdat ons deze beloften zijn gegeven, geliefde broers en zussen, moeten we onszelf reinigen van alle lichamelijke en geestelijke smetten en vol ontzag voor God ons hele leven heiligen.

Deze beloften (zie het voorgaande vers) horen bij de voor óns bestemde genade, waarover de profeten onder het oude verbond profeteerden.
Zij gelden voor de leden van de gemeente van Jezus Christus, van alle tijden en plaatsen.
Zij gelden niet voor welk aards volk dan ook.
Als we bij God (willen) horen, zullen we heilig moeten leven, dus afstand moeten nemen van alles wat ons natuurlijke en geestelijke leven kan bevuilen.
We kunnen zo opgroeien tot volmaakte mensen, in vol ontzag en liefde voor God.
Dáár moeten we ons mee bezighouden en niet met een aards volk in het Midden-Oosten of waar dan ook op deze wereld.