Geestelijk Israël

Alleen geestelijk te verklaren teksten

Hebreeën

Hebreeën 1:1,2

Op velerlei wijzen en langs velerlei wegen heeft God in het verleden tot de voorouders gesproken door de profeten,maar nu de tijd ten einde loopt heeft Hij tot ons gesproken door zijn Zoon, die Hij heeft aangewezen als enige erfgenaam en door wie hij de wereld heeft geschapen.

In de periode van de voltooiing van alle dingen, op de dag van de Heer, in de periode waarin wij nú leven, heeft God door Jezus aan óns (zijn gemeente van alle tijden en plaatsen) zijn plan bekendgemaakt.
Jezus is dé erfgenaam van alle geestelijke rijkdommen van God en wij zijn zijn mede-erfgenamen.
Wij, die door de geest van God Hem dienen en die niet op een aards volk vertrouwen of ons geloof daarop richten.

Hebreeën 2:11

Hij die heiligt en zij die geheiligd worden hebben een en dezelfde oorsprong en daarom schaamt Hij zich er niet voor hen zijn broers en zussen te noemen …

Wij zijn mede-erfgenamen van Christus, maar ook zijn geestelijke broers en zussen omdat ook wij zonen van God zijn en als zodanig openbaar worden, als de tijd er rijp voor is.
Wij zijn geheiligd, afgezonderd van iedere vorm van kwaad, satan vindt niets meer aan ons.
Dat vereist een leven, geleid door de geest van God en zo’n contact met God dat Hij ons zijn diepste gedachten kan doen kennen.
Wie nog aardsgericht is, zich bezighoudt met een natuurlijk volk, heeft hieraan geen deel.

Hebreeën 2:12,13

… wanneer Hij zegt: Ik zal uw naam bekendmaken aan mijn broers en zussen, U loven in de kring van mijn volk.
Zo zegt Hij ook: Ik zal steeds op Hem vertrouwen en verder: Hier sta ik met de kinderen die God mij gegeven heeft.

Jezus verkondigt aan de gemeente de kracht en de autoriteit van God de Vader; daarvoor schakelt Hij geen natuurlijk volk in.
Hij heeft maar één volk en dat zijn de zonen van God, die God Hem gegeven heeft.
God heeft aan Jezus niet het natuurlijke nageslacht van Abraham gegeven, maar het geestelijke nageslacht dat net als Abraham de hemelse stad verwacht met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwmeester is.
Dan gaat het niet meer om een aards Jeruzalem, waarvan sommigen vandaag de dag nog verwachten dat die stad het centrum van de wereld zal worden, van waaruit God zal gaan regeren.
Zij hebben niets begrepen van de verschillen tussen schaduw en werkelijkheid en ze hebben niet gelezen of willen lezen dat de profeten hebben geprofeteerd over de voor de gemeente bestemde genade!
De voor óns bestemde genade.
Waarom richt men zich niet alleen dáárop in plaats van op een natuurlijk volk?

Hebreeën 2:16

Het moge duidelijk zijn: Hij is niet begaan met het lot van engelen, Hij is begaan met het lot van de nakomelingen (het zaad) van Abraham.

Over dit (geestelijke) nageslacht ontfermt God zich, niet over de demonen, want daar zij het kwaad zelf zijn, kunnen zij er niet van verlost worden.
Dát nageslacht van Abraham zijn wij, als wij net zo (geestelijk) geloven als Abraham.
Hij leefde vér voor Jezus, maar hij dacht en geloofde oneindig veel geestelijker dan veel mensen die later beweerden nageslacht van hem te zijn en daaraan bepaalde religieuze rechten meenden te mogen ontlenen.

Hebreeën 3:1

Jullie allen, heilige broers en zussen, die deelhebben aan de hemelse roeping, richt jullie aandacht op Jezus, de apostel en hogepriester van het geloof dat wij belijden …

Wij zijn de heilige broers en zussen van Jezus Christus, dus geen nageslacht van welke beroemde aartsvader dan ook, maar van God zelf; samen: zijn zonen!
Wij zijn familie van God: ieder die de wil van de Vader doet is mijn moeder, broer of zus, zei Jezus.
Op Hem richten wij ons geestelijke oog, wij willen Hem volgen in de hemelse gewesten, daar (met ons innerlijk) zijn waar Hij is, waar de Vader is en de heilige engelen zijn.
Ook wij willen graag, als Paulus, opgetrokken worden tot in de derde hemel, Gods heerlijkheid ten volle ervaren!
Waarom zouden wij onze tijd verspillen door bezig te zijn met het aardse, ongelovige en onchristelijke Joodse volk?
Voor (een deel van) hen golden andere beloften dan voor ons, maar ook zij moeten, exact zoals wij, nu hun (geestelijke) oog richten op Jezus, die ook hún apostel en (geestelijke) Hogepriester wil zijn.

Hebreeën 3:6

Christus echter is trouw als Zoon die over dat huis is aangesteld.
Wij vormen dat huis, mits we trots en zonder schroom vasthouden aan datgene waarop wij hopen.

God heeft maar één huis, één gemeente van alle tijden en plaatsen en dat zijn WIJ, samen met veel andere gelovigen.
God woont in zijn geestelijke tempel, in ons, want ons lichaam is een woning van zijn heilige geest.
God komt in ons wonen doordat wij worden gedoopt in zijn geest, maar Hij kan alleen in ons blijven wonen als wij de hoop op de realisering van Gods plan tot het einde, de voltooiing ervan, onwrikbaar vasthouden.
De doop in de geest van God is de eerste stap, de vervulling met de geest moet erop volgen, anders wordt Gods geest (in ons) weer gedoofd.
Zo vormen alle gelovigen, in dit plan, het huis of de geestelijke tempel van God.
Een hoger levensdoel kunnen we niet bedenken en najagen en zelfs al zou een heel volk behouden (kunnen) worden, dan nog is dit voor dit volk relatief gezien maar een mager doel.
De Bijbel laat zelfs daarvoor echter geen enkele ruimte, maar gaat uit van het hoogst haalbare voor ieder die dit wil.

Hebreeën 4:3

Omdat wij echter geloven, gaan wij binnen in de rust waarvan eerder sprake was: In mijn toorn heb ik gezworen: Nooit zullen ze binnengaan in mijn rust, – en dat terwijl zijn werk toch al met de grondvesting van de wereld voltooid werd!

Ook hier weer: WIJ.
Wij zullen de eeuwige rust van God ervaren, de eeuwige vrede, de situatie van zonder strijd tegen de demonen, de periode van het vrederijk waarin wij ongestoord van Gods heerlijkheid mogen genieten.
De sabbat was een schaduwachtige afbeelding van deze eeuwige rust en helaas blijven ook veel aardsgerichte gelovigen nu nog waarde hechten aan de oudtestamentische sabbat of aan de totaal onbijbelse zondag.
Zij hebben eenzelfde aardsgerichte religie als zij die nog geestelijke waarde hechten aan een aards volk van de Joden, evenals de sabbat een schaduwbeeld.
Maar de schaduw is sinds Jezus voorbij, de geestelijke werkelijkheid (de waarheid) is met Hem gekomen.
Willen wij Hem ook hierin volgen?

Hebreeën 5:9

En toen Hij naar de uiteindelijke volmaaktheid gevoerd was, werd Hij voor allen die Hem gehoorzamen een bron van eeuwige redding (behoud, herstel)

Alleen als wij Jezus in zijn denken en daden volgen, zullen wij het eeuwige herstel ervaren.
Dit geldt voor allen, op dezelfde manier voor zowel de Jood als de Griek.
We zullen Jezus moeten volgen in zijn geestelijke manier van denken: mijn koninkrijk is niet van deze wereld, het koninkrijk van de hemel is gelijk aan, bedenk de dingen die boven zijn, word vernieuwd in je denken …
Zo wordt de sluier over onze gedachten weggenomen in Christus.
Kortom we zullen geestelijk moeten denken, willen we begrijpen wat Jezus ons wil zeggen door middel van zijn evangelie.
En er is geen ander evangelie, geen ander plan voor een ander volk van God dan de gemeente!

Hebreeën 7:19

– de wet heeft trouwens in geen enkel opzicht de volmaaktheid gebracht –, maar de hoop op iets beters treedt ervoor in de plaats, waardoor wij weer dichter tot God kunnen naderen.

Ook de wet hoorde bij de schaduw en deze was een voorafbeelding van de NT-wet van de geest van het leven.
De OT-wet bestond uit uiterlijke richtlijnen en hield dus geen rekening met de onzichtbare, geestelijke wereld.
De OT-wet was ooit ingesteld om het volk Israël op het rechte pad te houden, maar de voorvader van Israël, Abraham, had die wet niet nodig, want hij had geestelijk inzicht en hij leefde met God.
Door de wet kon het plan van God niet gerealiseerd worden in de mensen en daarom is er nu, in de periode waarin Jezus de waarheid heeft laten zien, een betere hoop, dat wil zeggen een hoop van een hoger niveau.
We hebben nu geestelijk inzicht en we kunnen nu het einddoel van ons geloof, de volmaaktheid, bereiken.
God kan ons door zijn geest zijn diepste gedachten openbaren en zo kunnen wij in verbinding met Hem leven.
Alleen op die manier kan ‘heel Israël behouden worden’, dit is: tot zijn doel komen.
Maar alleen als ‘heel Israël’ die weg wil gaan en deel uitmaakt van de gemeente van Jezus Christus.
Want God openbaart zijn heerlijkheid alleen aan haar: God alles in allen, die in zijn plan geloven.
Zoals de wet bij de schaduw hoorde, zo ook het gelovige deel van het volk Israël vóór de komst van Jezus.
Het echte Israël is nu de gemeente van het nieuwe verbond, het natuurlijke Israël heeft geen aparte functie (meer) in het plan van God, net zomin als de wet van het oude verbond.

Hebreeën 7:22

Daardoor staat Jezus garant voor een veel beter verbond.

Jezus heeft de volmacht van de Vader gekregen om Gods herstelplan verder uit te werken, samen met zijn gemeente.
De gemeente is de vrouw van Jezus en samen vormen zij de bruid van God, de gemeente die eens stralend, heilig en zonder vlek of rimpel zal zijn: volmaakt.
Dat betere verbond is de vervanger van het oude verbond; beide staan tegenover elkaar als werkelijkheid staat tot schaduw.
Onder het oude verbond had een natuurlijk volk een tijdelijke, uiterlijke functie, onder het nieuwe, betere verbond heeft een geestelijk volk een eeuwige, geestelijke functie.
Daarom moeten we onze kostbare tijd hier op aarde niet verdoen met de verwachting voor een natuurlijk volk.
Dat leidt ons van onze hoge, geestelijke roeping af!

Hebreeën 7:25

Zo kan Hij ieder die door Hem tot God komt volkomen redden (behouden, herstellen), omdat Hij voor altijd leeft en zo voor hen kan pleiten.

We worden volkomen behouden of hersteld als we via Jezus in verbinding leven met God.
Jezus maakte onze vrijspraak van schuld mogelijk, door zijn offer aan het kruis.
Als we volkomen behouden of hersteld zijn, hoeft Jezus niet meer voor ons te pleiten, want dan zondigen we niet meer.
We worden zonder vlek of rimpel en satan vindt niets meer aan ons.
Als we deze basis van vrijspraak niet hebben, kunnen we niet behouden, gered of hersteld worden, want dan blijft onze zondeschuld tussen ons en God in staan.
Als men zegt dat een heel volk behouden wordt, zal het eerst ook aan deze voorwaarde moeten voldoen.
En aan nog een paar andere, maar dat vergt een aparte studie.
En trouwens, wat is dan ‘heel Israël’?
Alle Joden van alle tijden en plaatsen en wie zijn dat dan?
Ook de ongelovige, atheïstische Jood?, de misdadige Jood?, de Jood die niets van (de geest) van God of van Jezus wil weten?, alle Joden die zonder God leven en geleefd hebben?
En gaat dat dan met terugwerkende kracht tot alle Joden die ooit geleefd hebben en nu nog leven en tot welk moment?
We zien dat we voor een aantal onmogelijke en ook dwaze vragen komen te staan.
Wie kan zo’n onzin toch bedenken?
De Bijbel zegt er ook helemaal niets over.
Deze visie heeft het wezenlijke kenmerk van een dwaling: iets geloven wat niet in de Bijbel staat, maar iets niet geloven wat wél in de Bijbel staat.
Misschien iets om eens over na te denken?

Hebreeën 8:6

Maar Jezus is dus aangesteld voor een eerbiedwaardiger dienst, in die zin dat Hij bemiddelaar is van een beter verbond, dat zijn wettelijke grondslag heeft gekregen in betere beloften.

Als er een beter verbond is, dan was er ook een minder goed verbond.
Als er betere beloften zijn, dan waren er ook minder goede beloften.
Want als het mindere verbond en de mindere beloften goed genoeg geweest waren, zouden ze niet vervangen zijn door betere.
Dan zou het oude verbond niet vervangen zijn door het nieuwe.
Dan zou het natuurlijke volstaan hebben en was het geestelijke niet nodig geweest.
Maar het natuurlijke zou ons echter niet in staat gesteld hebben om het plan van God te realiseren in ons leven, in en door de gemeente waarvan wij deel uitmaken.
Het natuurlijke is namelijk niet opgewassen tegen de geestelijke (demonische) krachten en machten in de hemelse gewesten.
Natuurlijk verstand en natuurlijke kracht zijn er om het aardse leven in stand te houden.
Maar het is nodig om in de geestelijke dimensie geleid te worden door de geest van God, om te begrijpen wat Gods wil en plan zijn.
Zo zal welk aardsgericht volk of welke mens dan ook die zich in een natuurlijk gericht christendom beweegt, nooit de dingen kunnen onderscheiden die van Gods geest zijn.

Hebreeën 8:10

Maar dit is het verbond dat Ik in de toekomst met het volk van Israël zal sluiten – spreekt de Heer:
In hun verstand zal Ik mijn wetten leggen en in hun hart zal Ik ze neerschrijven. Dan zal ik hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn.

Het nieuwe verbond wordt door God met ons gesloten in ons innerlijk, in ons verstand en in ons hart.
Het is een onzichtbaar verbond, een geestelijke overeenkomst tussen God en ons.
We zijn nu niet meer aan uiterlijke regels en wetten gebonden, maar we laten ons leiden door de wet(matigheden) van de geest van het leven.
We jagen de liefde na als vrucht van Gods geest en we streven naar de geestelijke gaven.
Het ‘huis van Israël’ staat hier voor de gemeente, want we weten dat Gods geest vanaf Pinksteren in gelovigen is uitgestort.
Niet over het hele volk Israël, maar over alleen de Joden die het overschot van dit volk vormden en die zich bij de gemeente van Jezus Christus voegden.
De overgrote meerderheid van Israël wees deze doop in Gods geest af, want slechts een relatief klein aantal werd in de gemeente ingevoegd (enige duizenden).
Alleen zij die vernieuwd werden in hun denken, die gedoopt werden in en vervuld met de geest van God, horen nu bij het geestelijke volk.
De Heer zal hun God zijn en zij zullen zijn volk zijn.
Dit kan helaas niet gezegd worden van het overgrote deel van de natuurlijke Joden op dit moment; zij hebben door hun eigen keus nu geen deel aan het volk van God.

Hebreeën 9:14,15

… hoeveel te meer zal dan niet het bloed van Christus, die dankzij de eeuwige geest zichzelf heeft kunnen opdragen als offer zonder smet, ons geweten reinigen van daden die tot de dood leiden en het heiligen voor de dienst aan de levende God?
Zo is Hij dan bemiddelaar van een nieuw verbond; Hij is immers gestorven om ons te verlossen van de overtredingen tegen het eerste verbond.
Nu kunnen allen die geroepen zijn het beloofde eeuwige erfdeel van God, door zijn geest, ontvangen.

We mogen met een zuiver geweten God dienen omdat Jezus onze zondeschuld heeft betaald.
Onder het oude verbond moesten de gelovigen de wet wel overtreden, ze konden immers niet anders, en bouwden ze zo schuld op.
Doordat ze niet in de geest van God waren gedoopt, hadden ze geen verweer genoeg tegen de demonen die hen mis- en verleidden.
Met de komst van Jezus geldt de rechtskracht van het nieuwe verbond, wat inhoudt dat wij als geroepen of uitverkoren heiligen de eeuwige erfenis mogen ontvangen.
Dit betekent dat wij deel hebben en steeds meer krijgen aan de volheid van de heilige geest, dat we steeds meer gelijkvormig worden aan Christus, dat we zonen van God zijn en steeds meer als zodanig openbaar worden en dat tenslotte God alles in ons zal zijn.
De geroepenen zijn zij die op Gods roepstem of aanbod hiertoe ingaan.
En dat kunnen alle mensen zijn, zowel de Jood als de Griek, de Australiër als de Laplander.
Wat betreft het verwerven van Gods heerlijkheid is er geen verschil uit welk natuurlijk volk je afkomstig bent of welke maatschappelijke status je hebt.
Het gaat om onze eeuwige statuur en die kunnen we in dít leven opbouwen.
Wie overwint, hem zal Ik geven …

Hebreeën 9:24

Christus is immers niet binnengegaan in een heiligdom dat door mensenhanden is gemaakt, in de voorafbeelding van het hemelse heiligdom, maar in de hemel zelf, waar Hij nu bij God voor ons pleit.

Christus woont niet in een aards heiligdom, maar in een geestelijk: in ons.
De hemel is in ons, in onze gedachten en zij is geen plaats ergens in het heelal.
De Vader en de Zoon wonen in ons en komen bij ons eten (maaltijd met ons houden), dat wil zeggen: deel hebben aan de gedachten van God, die zijn oneindige plan omvatten.
Dit is echt ‘avondmaal vieren’ en niet de dode vorm die momenteel in veel kerken en kringen hiervoor doorgaat.
God openbaart ons door zijn geest zijn diepste gedachten.
Dus de Vader en de Zoon wonen in ons door de heilige geest van God.
Dit vereist zeker een geestelijke manier van denken!
Het met handen gemaakte heiligdom onder het oude verbond was een afbeelding of schaduw van het ware, het echte geestelijke heiligdom.
Dus de aardse tempel was een afbeelding van de mens die gedoopt is in en vervuld wordt met de geest van God.
Veel van deze kleine tempels vormen samen één grote, die echter nog groter moet worden om de totale heerlijkheid van God te kunnen omvatten.
Daarom is het einddoel van God dus dat Hij alles in allen wordt.
Dan kan Hij zijn totale heerlijkheid kwijt in allen die geloven in dit plan van God en het ook verder uitwerken of uitgewerkt hebben in hun leven.
Ook hierbij zou een verschil tussen Jood en Griek zinloos zijn, want iets hogers kan in geen mensenhart opkomen en is er ook niet; dit heeft God bereid voor allen die Hem liefhebben.

Hebreeën 10: 14 en 16

Door deze ene offergave heeft Hij hen die zich door Hem laten heiligen voorgoed tot volmaaktheid gebracht.
Dit is het verbond dat Ik na die tijd met het volk van Israël zal sluiten – spreekt de Heer:
In hun hart zal Ik mijn wetten leggen, in hun verstand zal Ik ze neerschrijven.

Allen die geheiligd of hersteld worden heeft Christus tot volmaakte mensen gemaakt.
Zij zijn volmaakt zonder zondeschuld en ook elke vorm van ongerechtigheid die er nog mocht zijn in hun leven, zullen zij totaal overwinnen door Gods geest die in hen woont.
Dit komt doordat God met de komst van Jezus een nieuw verbond met allen die Hem volgen, heeft gesloten.
Niet een verbond voor een zichtbare religie, maar nu voor een geestelijke.
We hoeven God niet meer te dienen door het opvolgen van de wet, het vieren van sabbatten en andere feestdagen, door het verrichten van ceremonies of welke andere uiterlijke handeling dan ook.
Vanuit ons hart en onze gedachten verlangen wij ernaar om ‘als vanzelf’ naar Gods wil te leven.
Voor iets wat we graag doen, hebben we geen uiterlijke regels nodig.
Het liefhebben van God op de eerste plaats en onze naaste als onszelf, is de enige ‘wet’ die God ons ‘oplegt’.
Uit het diepst van ons hart willen we dat alleen al heel graag, daarbij spelen uiterlijke stimulansen of regels en wetten geen enkele rol.
Integendeel, zij kunnen hierbij alleen maar een struikelblok vormen.
Zo vormt ook het vasthouden aan een uiterlijk en natuurlijk volk Israël een obstakel voor ons geloofsleven.

Hebreeën 10:19-22

Broers en zussen, dankzij het bloed van Jezus kunnen we zonder schroom (vrijmoedig) binnengaan in het heiligdom,
omdat Hij voor ons met zijn lichaam een weg naar een nieuw leven gebaand heeft, door het voorhangsel heen.
We hebben nu een hogepriester die dienst doet in het huis van God;
laten we God dan naderen met een oprecht hart en een vast geloof, nu ons hart gereinigd is, wij van een slecht geweten bevrijd zijn en ons lichaam met zuiver water is gewassen.

We mogen God dienen met een zuiver geweten, wij mogen het hemelse heiligdom binnengaan, dat wil zeggen: in diepe gemeenschap met God leven.
Door het offer van zijn lichaam en leven heeft Jezus voor ons de weg naar de Vader vrijgemaakt van onze zondeschuld.
Deze (voldane) schuld vormt nu geen scheiding meer tussen ons en de Vader.
Wij kunnen niet meer door satan worden aangeklaagd, want we hebben zelfs geen besef meer van kwaad; satan vindt, net als bij Jezus, niets aan ons waar hij zijn poot nog achter kan krijgen.
Ons geestelijke lichaam is gewassen met zuiver water, dat wil zeggen: ons denken is zuiver geworden en de sluier die erover lag van de afgelopen eeuwen van onkunde en dwalingen, is weggenomen in Christus.
Door zijn evangelie weten we nu wat het doel van het plan van God is: de mens naar Gods beeld.
Dat is het mooiste en het hoogste wat er is, dat is ook het enige plan van God op deze ‘dag van de Heer’.
En dat prachtige plan kan alleen maar worden gerealiseerd in en door de gemeente van Jezus Christus, doordat zij zich uitstrekt naar de liefde en de gaven van de geest van God.
Deze gemeente bestaat uit gelovigen uit alle volken, stammen, talen, plaatsen en tijden.
In Christus (in zijn gemeente) is er geen verschil tussen mensen naar hun etniciteit of welk ander aards criterium dan ook.

Hebreeën 11:10

… omdat hij uitzag naar een stad met fundamenten, door God zelf ontworpen en gebouwd.

Abraham had geen verwachtingen betreffende het aardse Jeruzalem, zoals er mensen zijn die dat wél hebben tegenwoordig.
Zij staren zich blind op een natuurlijke vervulling van de profetieën uit het oude testament en daarin past een rol voor het natuurlijke volk Israël, met een nog te bouwen tempel.
Dit, ondanks het gegeven dat er in de Bijbel staat dat de oudtestamentische profeten hebben geprofeteerd over de voor óns (= de gemeente) bestemde genade.
God is niet de ontwerper geweest van het zichtbare Jeruzalem, want dat was oorspronkelijk een heidense stad en bovendien houdt God zich met zoiets niet bezig.
God bouwt aan een hemels Jeruzalem en Hij laat dit in de volheid van de tijden neerdalen vanuit de hemel.
Dit betekent dat zijn heerlijkheid op aarde zichtbaar wordt door middel van zijn gemeente, een verzameling van veel geestelijke woningen waarin God woont door zijn geest.
God woont zo in óns en in vele anderen die in zijn heilige geest gedoopt zijn, geestgedoopte christenen van alle tijden en plaatsen.
Christenen uit alle volken, zonder uiterlijk onderscheid naar ras of cultuur, huidskleur of woonplaats.

Hebreeën 11:14-16

Door zo te spreken lieten ze blijken op doorreis te zijn naar een vaderland.
En daarmee bedoelden ze niet het vaderland waaruit ze weggetrokken waren, anders waren ze daarheen wel teruggekeerd.
Nee, ze keken reikhalzend uit naar een beter vaderland: het hemelse.
Daarom schaamt God zich er niet voor hun God genoemd te worden en heeft Hij voor hen een stad gereedgemaakt.

Abraham verlangde naar en zag in zijn geest al de hemelse stad Jeruzalem, maar ook het hemelse vaderland waarin die stad gesitueerd is.
De plaats van de gemeente is in de geestelijke wereld, in de hemelse gewesten, in het rijk van God en daar laat zij de heerlijkheid van God zien aan de wereldbeheersers, de demonen.
Wie nageslacht van Abraham wil zijn of denkt te zijn, zal geestelijk moeten denken net als zijn voorvader in het geloof.
De gelovigen waarover het in deze tekst gaat, verlangen niet naar het aardse land in het Midden-Oosten, maar naar het blijvende, geestelijke vaderland.
En dat is naar Gods wil, daarom schaamt Hij zich niet voor hen, ook zij denken, net als Hij, geestelijk.
Dat wordt benadrukt doordat Hij hun een stad heeft bereid, niet op aarde, niet in het aardse Israël, maar in de hemelse gewesten: het nieuwe of hemelse Jeruzalem.

Hebreeën 12:18,22,23

Jullie hebben niet, zoals het volk destijds, voor een laaiend en alles verzengend vuur gestaan, of in dreigende duisternis en woeste wind.
Nee, jullie staan voor de Sionsberg, voor de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem en voor duizenden engelen die in vreugde bijeen zijn,
voor de gemeenschap van eerstgeborenen, die in de hemel ingeschreven zijn, voor God, de rechter van allen en voor de geesten van de rechtvaardigen, die tot volmaaktheid gekomen zijn …

Wij worden in ons denken geleid door Gods heilige geest, waarvan de berg Sion een beeld is.
De stad van God ligt op deze berg, dat wil zeggen: de gemeente van Jezus Christus is gebaseerd op het werkzaam zijn van Gods geest in haar.
De eerstgeborenen zijn ingeschreven als hemelburger in deze geestelijke stad; wie in Amsterdam ingeschreven is, is een Nederlander, wie in Jeruzalem woont is een Israëliet (of nu: Israëliër), maar wie in het geestelijke of hemelse Jeruzalem woont is een geestelijke Israëliet, hij of zij hoort dus bij het geestelijke Israël.
In die hemelse stad wordt in alle eeuwigheid een onvoorstelbaar grote vrede en blijdschap ervaren door de mensen die de volmaaktheid bereikt hebben.
Iets hogers en mooiers kan een mens zich niet voorstellen; aardse woorden kunnen die ‘derde hemel’ niet weergeven, zegt Paulus.
God alles in allen, letterlijk onvoorstelbaar voor het menselijke verstand!

Hebreeën 13:14

Onze stad (hier) is immers niet blijvend, wij kijken juist verlangend uit naar de stad die komt.

Het zoeken naar een tijdelijke stad of een tijdelijk volk belemmert ons zoeken naar de toekomstige, eeuwige stad.
Er komt of er ligt dan nog steeds een sluier over ons denken.
Het hele nieuwe testament is zo doordrenkt van geestelijk denken, dat het zeer verwonderlijk is dat (gelovige) mensen nog zo’n aardsgerichte denkwereld hebben.
We moeten dan ook het oude denken loslaten en nieuwe wijn in nieuwe zakken doen.