Geestelijk Israël

Alleen geestelijk te verklaren teksten

Romeinen

Romeinen 1:5,6

Hij heeft mij de genade geschonken apostel te zijn, opdat ik omwille van Hem aan alle volken gehoorzaamheid en geloof zou verkondigen –
ook aan jullie die geroepen zijn door Jezus Christus.

De andere (dus alle) volken krijgen door Paulus ook onderwijs in de gehoorzaamheid die hoort bij het geloof (in Gods plan).
De naam van Jezus, zijn autoriteit in de geestelijke wereld, de volmacht die God Hem door zijn geest heeft gegeven om te heersen over zijn vijanden, is ook voor de andere volken dan Israël bestemd.
Ook zij kunnen zó herstellen doordat ze door de kracht van God kunnen worden bevrijd van de demonen en door Gods geest verder geleid kunnen worden op de weg naar de volkomenheid.
Daarom zijn ook zij geroepenen in Christus, dat wil zeggen dat ook zij nu kunnen en mogen streven naar de gelijkvormigheid aan Jezus Christus.
Ook zij kunnen zonen van God worden; er zijn geen verschillende soorten zonen van God.
God heeft geen twee plannen en dus ook geen twee soorten volken (een natuurlijk en een geestelijk) nodig voor zijn ene, allesomvattende plan.
Dat er mensen zijn die dit denken, is jammer, maar dit is niet gebaseerd op enige aanwijzing daarvoor in de Bijbel.

Romeinen 1:7

Aan allen in Rome, geliefden van God, geroepen om zijn heiligen te zijn.
Genade zij jullie en vrede van God, onze Vader en van de Heer Jezus Christus.

Romeinen 1:16

Voor dit evangelie schaam ik mij niet, want het is Gods reddende (herstellende) kracht voor allen die geloven, voor Joden in de eerste plaats, maar ook voor andere volken.

De volken worden door God geliefd, omdat God houdt van alle mensen.
Maar God kan alleen een liefdesband opbouwen met hen die heilig leven, die dus afgezonderd van het kwaad en in verbinding met Hem leven.
Niet de natuurlijke Joden in het Midden-Oosten of waar elders ook in de wereld zijn per definitie de geroepen heiligen, maar wel alle gelovigen die op de roepstem van God ingaan, om zijn plan te helpen realiseren.
Zij die verlangen naar Gods heerlijkheid in hun leven en die zich daarnaar uitstrekken door de liefde na te jagen en te streven naar de geestelijke gaven.
Zo ervaren zij de genade van God, dat is zijn liefdegave, die bestaat uit de schuldvergeving, de doop in en vervulling met zijn geest en het toegroeien naar het zoonschap van God.
Deze zegenwens is over de hoofden van de Romeinse gelovigen heen bestemd voor alle mensen die op dit evangelie ingaan, voor zowel Jood, Chinees, Palestijn, Amerikaan als Nederlander.

Romeinen 2:11

God maakt geen onderscheid (geen aanzien des persoons, zie ook de verzen 9 en 10).

Heel duidelijk stelt Paulus ook hier dat God er in geestelijk opzicht geen aparte volken of groepen op nahoudt voor de uitwerking van zijn plan.
Het ene en zelfde evangelie is op dezelfde manier bestemd voor Jood en Griek.
Eerst de Jood, omdat de verkondiging van het evangelie van Jezus Christus immers in het Joodse land begonnen is.
Van daaruit wordt het verspreid over de hele wereld en kan iedereen hierop ingaan.
Voor God zijn alle mensen gelijk, ook in dit opzicht.
Dus gelijke kansen voor iedereen, ongeacht ras, taal, cultuur, volk, land, etcetera.
Bij God is er ook wat dit betreft geen aanzien des persoons, Hij kijkt alleen naar het hart van de mens die voor Hem kiest.
Uiterlijke zaken spelen geen rol meer, voor God zijn alleen van waarde de dingen die boven zijn, niet die op de aarde zijn.

Romeinen 2:28,29

Jood is men niet door zijn uiterlijk en de besnijdenis is geen lichamelijke besnijdenis.
Jood is men door zijn innerlijk en de besnijdenis is een innerlijke besnijdenis.
Het is het werk van de geest, niet een voorschrift uit de wet, dus wie innerlijk een Jood is, ontvangt geen lof van mensen maar van God.

God kijkt naar het innerlijk, ook bij de Jood.
De Jood die innerlijk besneden is, die de ongerechtigheid uit zijn leven heeft verwijderd, mag leven met een zuiver geweten.
Die geestelijke besnijdenis is alleen mogelijk door de kracht van Gods geest in zijn leven.
Door die kracht kan hij de demonen overwinnen die hem tot zonde willen verleiden of pressen.
Door Gods geest kan hij de aanklager overwinnen die hem dag en nacht bij God aanklaagt.
Door de kracht van de geest van God hoeft hij niet meer de wet op te volgen, maar is die in zijn hart geschreven.
Hij doet dit ‘als van nature’.
Die wet houdt uitsluitend nog in: God liefhebben boven alles en onze naaste als onszelf.
Alle regels, feestdagen, ceremonies, gewijde kleding, zichtbare tempel, zichtbaar volk (als religieus item) en alle andere uiterlijke religieuze zaken zijn hiermee komen te vervallen.
Waar ze nog toegepast worden, vormen ze zelfs een belemmering voor het werkelijk leren kennen van God, die immers geest is.
Wie zó gelooft en leeft, leert God kennen zoals Hij is.
Hij kan dan de gemeenschap met God steeds voller ervaren, God kan op den duur ook ‘alles in hem’ worden.
Dát is het streven van God, dat vult God met blijdschap, net als ouders vol worden van blijdschap als hun kinderen zich goed ontwikkelen en gezond en gelukkig zijn.
Dát is de lof van zijn gunstgenoten, bestaande uit zowel Joden als Grieken.

Romeinen 3:21,22

Gods gerechtigheid, waarvan de Wet en de Profeten al getuigen, wordt nu ook buiten de wet zichtbaar:
God schenkt vrijspraak aan allen die in Jezus Christus geloven.
En er is geen onderscheid.

De wet en de profeten gaan tot Jezus; daarna houden ze op te bestaan omdat ze vervuld worden in het geestelijke volk (immers: de voor óns bestemde genade!).
De schaduw heeft afgedaan, de werkelijkheid van en over de geestelijke wereld is gekomen in en door Christus.
We moeten de schaduw dan ook laten rusten, want die is verouderd, zegt de Bijbel.
Het nieuwe verbond is hoger dan het oude verbond, omdat het laatste gesloten is met een natuurlijk volk en het eerste met een geestelijk volk.
Daarom is de gerechtigheid van God bestemd voor allen die geloven en is er geen verschil meer.
Wij moeten dan ook geen verschil meer maken tussen een natuurlijk en een geestelijk volk, maar uitsluitend nog rekening houden met dit laatste.

Romeinen 4:11,12

De besnijdenis ontving hij later als een bezegeling en teken dat hij als onbesnedene rechtvaardig was omdat hij op God vertrouwde.
Zo werd hij de vader van alle onbesnedenen die geloven, zodat ook zij als rechtvaardigen konden worden aangenomen.

En hij werd eveneens de vader van hen die besneden zijn, althans van hen die zich niet alleen hebben laten besnijden maar ook onze vader Abraham volgen in het geloof dat hij als onbesnedene bezat.

Nageslacht van Abraham ben je niet door natuurlijke geboorte, maar door wedergeboorte, door vernieuwing van denken, door geestelijk te denken.
Lees het gesprek hierover tussen Jezus en Nicodemus.
Abraham had Gods plan beter door dan menigeen die zegt een nakomeling van hem te zijn.
Zie verder ook wat Jezus hierover zegt in Matteüs 3:9 en de toelichting hierop.
Besneden zijn of niet speelt geen enkele rol meer, maar wel of je een nieuwe schepping bent!
En een nieuwe schepping worden wij doordat we geestelijk gaan denken.
We kunnen dan de beelden uit de Bijbel (bijvoorbeeld die uit Openbaring en de vergelijkingen van Jezus en die uit het oude testament overzetten in de geestelijke wereld.
De profeten begrepen niet waarover ze profeteerden, maar ze verlangden wel een blik te slaan in de betekenis ervan.
Maar ze profeteerden over óns, staat er, over wie het ‘einde van de eeuwen’ is gekomen.
Wij leven nu in die eindfase, de periode van de voltooiing van het plan van God.
Voordat hij besneden was, geloofde Abraham al in Gods plan, had hij al geestelijk inzicht.
Hij zei dat hij hier een vreemdeling en een bijwoner was en hij zocht niet een blijvende stad, maar het hemelse Jeruzalem, waarvan God de architect en de bouwer is.
Ook hield hij de blik gericht op een hemels vaderland, het koninkrijk van God.
Zo is Abraham de (geestelijke) vader van alle onbesneden gelovigen, die net als hij geestelijk denken en die zich niet laten afleiden door aardse leringen en religieuze uiterlijkheden.

Romeinen 4:16,17

Maar de belofte had alles te maken met vertrouwen omdat ze een gave van God moest zijn, want alleen zo kon ze voor heel het nageslacht blijven gelden. Niet alleen voor wie de wet heeft, maar ook voor wie op God vertrouwt zoals Abraham, die de vader van ons allen is.
Er staat immers geschreven: Ik heb je een vader van vele volken gemaakt.
En hij is dit ten overstaan van God, op wie hij vertrouwde, die de doden levend maakt en in het leven roept wat niet bestaat.

De belofte van Gods heilige geest en Gods heerlijkheid in de ruimste zin van het woord geldt voor besneden en onbesneden mensen.
Hoewel de besnijdenis niet voor vrouwen gold, hebben ook zij uiteraard deel aan alle beloften van God.
In Christus is er geen verschil tussen man en vrouw, evenmin als tussen Jood en Griek.
Abraham was de eerste mens die geloofde in de opstanding uit de dood, want hij wist zeker dat God Isaäc uit de dood zou opwekken, als hij hem geofferd zou hebben.
Niemand had hem dat verteld en nergens kon hij dat lezen.
Toch, door na te denken over de scheppingskracht van God (die ‘het niet zijnde tot aanzijn roept’) kwam hij tot de conclusie van de opstanding uit de dood.
Dit alles heeft dus te maken met geestelijk denken en zo is Abraham onze ‘vader’, dat wil zeggen onze inspirator en zijn wij zijn geestelijke nageslacht.
De Joden zeggen (in natuurlijke opzicht) nageslacht van Abraham te zijn, hoewel dat maar ten dele waar is.
Het volk Israël heeft zich in de afgelopen eeuwen, al vanaf de uittocht uit Egypte, vele keren vermengd met vreemdelingen.
Daarvan zijn veel voorbeelden in de Bijbel te lezen.
Wie een echte nakomeling van Abraham wil heten, zal zich dus geestelijk moeten oriënteren en niet van het zichtbare uitgaan.

Romeinen 4:18

Hoewel het eigenlijk niet kon, bleef Abraham hopen en geloven dat hij de vader van vele volken zou worden, zoals hem was beloofd: Zo talrijk zullen je nakomelingen zijn.

Abraham is niet een vader van de (meeste) Joden (alleen), maar van veel volken.
Hoewel ook niet alle zich Jood noemenden van hem afstammen (zie hiervoor), geldt dat zeker niet voor de volken.
Als deze niet zijn natuurlijke afstammelingen zijn, dan zijn het dus geestelijke nakomelingen.
Dan kunnen we spreken van een geestelijk volk.
De Bijbel zegt dat het geestelijke blijvend is en het natuurlijke tijdelijk.
Waar moet onze aandacht dan naar uitgaan?
Naar een natuurlijk volk dat niets toevoegt aan ons eigen geloofsleven, ja integendeel, ons van het koninkrijk van God afhoudt, of
naar een geestelijk volk, waar wezelf deel van uitmaken, waarbinnen we geestelijk kunnen groeien en waarbij we kunnen ingaan in het koninkrijk van God?
Nergens zegt de Bijbel dat God een plan heeft met een natuurlijk volk van de Joden.
Het hele nieuwe testament gaat over de gemeente van Jezus Christus, haar ontstaan en haar ontwikkeling.

De gemeente is het geestelijke lichaam van Christus en ook, om een ander beeld te gebruiken, de vrouw van het Lam.
Samen met Jezus is zij de bruid van God en is zij bezig om zich op te maken om haar God te ontmoeten, op zijn niveau.
Op het niveau van Jezus Christus, Hem gelijkvormig.
Wat gaat hier nog bovenuit?
Heeft God een ander, nog grootser plan en wel met een natuurlijk en ongelovig volk?
Dat is toch niet voor te stellen, nogmaals, de Bijbel zegt er ook helemaal niets over!
Het oude verbond is voor ons geschreven om de geestelijke werkelijkheid van het nieuwe verbond beter te kunnen begrijpen.
Maar het gaat in het oude verbond over de schaduw of voorafschaduwing, niet over de werkelijkheid.
Zelfs de vergelijkingen van Jezus waren niet de werkelijkheid, maar uitbeeldingen (vergelijkingen, gelijkenissen) van de geestelijke wereld.
Het nageslacht van Abraham bestaat uit geestelijke mensen, vanuit alle volken.
Ze houden net als hij vast aan de belofte, de realisatie van Gods plan met ons, tegen hoop op hoop.
Dit plan lijkt soms zo onhaalbaar, zo ver weg, er is nog zo weinig van te zien.
Maar Abraham geloofde in de zoon van de belofte (een schaduwbeeld van de Zoon van de belofte), wij geloven dat wij, dwars door strijd en moeilijkheden heen, als zonen van God openbaar zullen worden.

Romeinen 5:17

Als de dood heeft geheerst door de overtreding van één mens, is het des te zekerder dat allen die de genade en de vrijspraak in zo’n overvloed hebben ontvangen, zullen heersen in het eeuwige leven, dankzij die ene mens, Jezus Christus.

Wat kunnen wij in het koninkrijk van God nog meer bereiken dan daarin leven en daarin als koningen heersen?
Het heersen van een koning bestaat uit het goede zoeken voor zijn onderdanen, door zijn macht ten goede te gebruiken en niet voor eigen gewin.
Onze macht is de kracht van Gods geest die aan de ene kant herstel bewerken kan voor zieke, gebonden en beschadigde mensen en aan de andere kant de veroorzakers hiervan, de demonen, kan elimineren.
Door de zonde van Eva en Adam is de heerschappij van satan de wereld binnengekomen, maar wij mogen de overvloed aan liefde van God ervaren.
Wij, de gemeente van Jezus Christus, mogen aan deze overheden de veelkleurige wijsheid van God bekendmaken, waarvoor zij sidderen en wegvluchten.
Wat voor ander doel kan een natuurlijk volk van de Joden nog hebben boven wat in deze tekst wordt geschetst?
Dat is niet mogelijk, het plan van God voorziet hierin dan ook niet!
God heeft geen twee verschillende volken, in geestelijk opzicht worden alle gelovigen die vervuld zijn met zijn heilige geest op dezelfde manier bevorderd tot (geestelijke) koningen en priesters.

Romeinen 7:6

We waren aan de wet geketend, maar nu zijn we bevrijd; we zijn dood voor de wet, zodat we niet meer de oude orde van de wet dienen, maar de nieuwe orde van de geest.

Het zichtbare speelt bij het dienen van God geen enkele rol meer.
De ‘uiterlijke’ wet was nodig om een ongeestelijk volk in toom te houden, anders zou het helemaal de verkeerde, afgodische weg opgaan.
En ondanks dat zo een heel volk als geheel bij elkaar bleef in het beloofde land, wist slechts een deel daarvan God te zoeken en te vinden.
De Bijbel zegt dat een overschot behouden wordt, dat deel van het volk dat zijn knieën niet voor de Baäl gebogen heeft.
Dat deel van het volk was geestelijk gericht, want het zocht de onzichtbare God, terwijl de grote meerderheid aardsgericht was en een uiterlijke religie nastreefde, wat zich onder andere uitte in het aanbidden van afgodsbeelden (dus in feite de afgoden, demonen, die daarachter schuilgaan).
Door de geest van God kunnen wij zijn diepste gedachten leren begrijpen en hebben wij geen wet meer nodig, dan alleen: God liefhebben boven alles en onze naaste als onszelf.
Wie God zó dient is geestelijk gericht en hoort bij zijn geestelijke volk, dat niet gebonden is aan tijd en plaats, of ras of natuurlijk volk.

Romeinen 8:9

Maar jullie leven niet zo (in het vlees).
Jullie laten je leiden door de geest, want de geest van God woont in jullie
(of: als de geest van God in jullie woont).
Iemand die zich niet laat leiden door de geest van Christus
(of: de geest van Christus niet heeft) behoort Christus ook niet toe.

Als Gods geest in ons woont en werkzaam is, zijn we niet meer aardsgericht en staan we dus niet meer onder invloed van de demonen.
Als Gods geest niet in ons woont, horen we niet bij Christus.
We zijn dan geen ‘gezalfden’ met Gods geest en we vormen dan geen onderdeel van zijn geestelijke lichaam, de gemeente.
Het slechts horen bij een aards volk en bovendien niet vervuld zijn met de heilige geest van God sluit een ‘bij Christus horen’ uit.
Men staat dan buiten het plan van God, dat inhoudt dat vanuit de gemeente de zonen van God openbaar worden.
Men hoort dan Christus niet toe, dat wil zeggen dat men geen mensen wordt die aan Hem gelijkvormig worden: de zonen van God.

Romeinen 8:14

Allen die door de geest van God worden geleid, zijn kinderen (zonen) van God.

Alleen zij die door Gods geest geleid worden, kunnen het einddoel van het geloof bereiken: de ‘zaligheid van de zielen’ oftewel de volmaaktheid van de innerlijke mens.
Wie niet geleid wordt door de geest van God, maar wel meent voorrechten te hebben op grond van het horen bij een bepaald aards volk, zal dit doel niet bereiken.
Ook zij, waarvan velen zich christen noemen, die deze gedachte aanhangen, zullen verliezen ook wat ze hebben, want ze zijn aardsgericht en ze zijn met hun visie uit de hemel op de aarde gevallen.

Romeinen 8:15

Jullie hebben de geest niet ontvangen om opnieuw als slaven in angst te leven, jullie hebben de geest ontvangen om Gods kinderen (zonen) te zijn en om Hem te kunnen aanroepen met ‘Abba, Vader’.

Mensen die een aardsgericht geloof hebben, komen onder de slavernij van de religieuze demonen.
Dit geloof leidt hun denken van God en zijn oneindig groots plan met hun leven, af.
Wij hebben niet Abraham als vader, wij zijn niet van zijn natuurlijke nageslacht, maar wij hebben God als Vader, door zijn geest die in ons woont.
De natuurlijke nakomelingen van Abraham zijn een afbeelding van de geestelijke nakomelingen van God.
De natuurlijken zijn de schaduw, de geestelijken zijn de werkelijkheid.
Het oude verbond was van de aarde, het nieuwe verbond is van de hemel.
Onder het oude verbond leefde een natuurlijke natie, onder het nieuwe verbond leeft een geestelijk volk: de zonen van God.

Romeinen 8:19

De schepping ziet er reikhalzend naar uit dat openbaar wordt wie Gods kinderen (zonen) zijn.

De schepping ziet vol verlangen uit naar deze herstellers, de ‘heilanden die de berg Sion beklimmen’.
Voor hun herstelwerk hebben zij als basis de liefde en de gaven van Gods heilige geest, net als de eerste Zoon van God: Jezus Christus.
Zij zeggen niet: ‘Als wij maar behouden worden’, maar zij hebben in hun leven overwonnen op de demonen van ziekte, zonde, intimidatie, verleiding en misleiding en zo zijn zij toegegroeid naar het geestelijke niveau van Jezus Christus.
Waar sommige mensen denken dat ‘een heel volk gered wordt’, vergeten zij dat dit in feite een gedachte is die aan mensen tekort doet.
Dat we gered worden is geen doel, maar het hoort nog bij de basis van ons geloof.
God heeft een veel meer omvattend en grootser doel met ons leven dan alleen maar gered worden.
Hij wil dat wij hersteld worden in de situatie zoals God die met ons voor ogen heeft.
En dat vereist een doelbewuste keus van mensen die aan dit plan van God willen meewerken.
Het Goddelijke niveau bereiken we niet doordat we toevallig horen bij een bepaald natuurlijk volk, maar dit wordt pas realiteit in ons leven doordat we doelbewust ervoor kiezen om bij het geestelijke volk van God te horen, bij de gemeente van Jezus Christus.

Romeinen 8:23

En dat niet alleen, ook wijzelf, die als voorschot de geest hebben ontvangen, ook wij zuchten in onszelf in afwachting van de openbaring dat we kinderen (zonen) van God zijn, de verlossing van ons sterfelijk bestaan (lichaam).

De hele schepping zucht al eeuwenlang onder het juk van satan en zijn demonen.
Ook wij worden aangevallen, net als alle andere mensen en misschien nog wel meer omdat wij ons tegen onze geestelijke vijanden verzetten.
Gods geest hebben wij gekregen als een eerste gave of als een ‘aanbetaling’ van de hele erfenis die we van God krijgen.
Die erfenis is niet in woorden uit te drukken, zoals Paulus moest aangeven nadat hij tot in de derde hemel (het volmaakte stadium van Gods plan) werd opgetrokken.
Ons geestelijke lichaam wordt verlost van de invloed van het rijk van de duisternis.
We krijgen een zuiver geweten, we worden vrij van de aanklager die ons dag en nacht voor God aanklaagt.
Gods heilige geest krijgt in liefde en gaven de ruimte om zich in ons te ontwikkelen en wij leren de diepste gedachten van God kennen.
Daar gaat het allemaal om, al het andere is religieuze humbug.
Ook het zich focussen op een natuurlijk volk in het Midden-Oosten is voor satan een afleidingsmanoeuvre waarmee hij veel mensen misleidt.
Hij heeft veel pijlen (van misleiding en bedrog) in zijn koker en velen worden daardoor geraakt en verwond.
Het is dus zaak om de waarheid goed te kennen, zodat we al deze brandende pijlen van satan kunnen afweren en doven.
Het is zaak om onze oren en ogen goed open te hebben in de geestelijke wereld.
We moeten zoeken wat boven is en niet wat op de aarde, in het zichtbare is.

Romeinen 8:28,29

En wij weten dat voor wie God liefhebben, voor wie volgens zijn voornemen geroepen zijn, alles bijdraagt aan het goede (meewerkt ten goede).
Wie Hij al van tevoren heeft uitgekozen, heeft Hij er ook van tevoren toe bestemd om het evenbeeld te worden van zijn Zoon, die de eerstgeborene moest zijn van talloze broers en zussen.

God heeft wel alle mensen lief, maar Hij kan alleen zijn plan uitwerken in hen die daarnaar zoeken, die daarnaar verlangen, er zich voor openstellen.
En dat zijn er (relatief bezien) niet zoveel, slechts een overschot.
Zij zijn de geroepenen, omdat ze ingaan op Gods roepstem om zich bij Hem te voegen, Hem te zoeken en met Hem te leven.
God kan en wil zijn liefde en goede gaven niet met geweld opleggen aan mensen, dus is Hij altijd afhankelijk van hun medewerking.
God kan zijn liefde alleen aan hén kwijt die daarvoor openstaan en dergelijke gewillige mensen heeft God vanaf het begin op het oog voor de uitwerking van zijn plan.
Mensen die gebonden zijn door afgoderij en leugenleringen kunnen moeilijk begrijpen wat God te zeggen heeft: zij zullen eerst bevrijd moeten worden van de hen overheersende (vaak ‘religieuze’) demonen.
Dezen doen zich voor als een engel van het licht, maar het zijn wolven in schaapskleren.
Hun gedachten, leringen of visies lijken heel christelijk, maar ze gaan altijd lijnrecht in tegen wat God bedoelt.
Zij leren en doen wat niet in Gods woord staat en wat er juist wél in staat, doen ze niét!
Dat is het meest opvallende kenmerk van dwalingen.
Als God zegt dat Hij geen plan meer heeft met een natuurlijk volk, zeggen zij juist dat God daarmee wél een plan heeft.
Als God zegt dat Hij zijn plan uitwerkt door de gemeente van Jezus Christus, zeggen zij dat deze gemeente niét in de plaats gekomen is van het (gelovige deel van het) natuurlijke volk van de Joden.
Als God zegt dat nooit een ‘heel volk behouden’ wordt, maar altijd slechts een overschot, zeggen zij juist dat een héél volk behouden wordt.
En zo zijn er zeer veel andere dwalingen te noemen.
Alle zijn ze herkenbaar aan hun aardsgerichtheid, geestelijk inzicht (in het koninkrijk van God) ontbreekt totaal.
Zo houdt satan de mensen aan het lijntje en verbergt hij zichzelf achter een mist van onjuiste en onlogische leringen.
Zo wordt er dan geen strijd gevoerd tegen de demonen, terwijl Jezus zegt dat we dat juist wél moeten doen!
Onze bestemming is (niet alleen) om behouden, gered te worden, maar om gelijkvormig te worden aan Jezus Christus.
Elke visie waarin dit niet naar voren komt is een dwaling en voert ons van God en zijn plan af.
Ieder mag toetsen of hij of zij in de ‘juiste leer’ staat!

Romeinen 9:23,24

En omdat Hij zijn overweldigende majesteit wil tonen, heeft Hij hen die het voorwerp zijn van zijn barmhartigheid ertoe voorbestemd om in zijn majesteit te delen.
Hen heeft Hij ook geroepen: ons, die niet alleen uit het Joodse volk afkomstig zijn, maar uit alle volken …

De rijkdom van zijn heerlijkheid (overweldigende majesteit) is de gelijkvormigheid aan Jezus Christus.
De voorwerpen van ontferming zijn zij die Gods ontferming aangenomen hebben en die ook weten wat dat betekent.
Zij blijven niet steken in het aardse, maar zij zien, evenals Abraham, Gods heerlijkheid in de stad met fundamenten, door God gebouwd.
De stad die van de hemel neerdaalt, het hemelse Jeruzalem.
Alleen deze mensen, die een geestelijke antenne hebben, hebben en krijgen steeds meer inzicht in de heerlijkheid van God.
Hun geestelijk ingesteld zijn overstijgt uit welk volk of ras men afkomstig is.
Of het nu uit de Joden is of uit de heidenen, het maakt geen verschil in het koninkrijk van God.
Zij zijn allen geroepen mensen en ‘voorwerpen van Gods ontferming’.
Wíj zijn het volk van God, de gemeente van Jezus Christus, geroepen uit Jood én Griek.

Romeinen 9:25,26

… zoals ook bij Hosea staat geschreven: Wat mijn volk niet was, zal Ik mijn volk noemen; wie mijn geliefde niet was, zal Ik mijn geliefde noemen.
En waar tegen hen gezegd is: Jullie zijn mijn volk niet, zullen ze kinderen
(zonen) van de levende God worden genoemd.’

Grieken en andere heidenen hoorden voordat Jezus op aarde geweest was, niet bij het volk van God.
Zij hoorden niet bij het overschot, dat zijn knieën niet voor Baäl gebogen had.
God hield wel van hen, maar zij konden, door onkunde, Gods liefde niet beantwoorden.
Deze situatie wordt prachtig uitgebeeld door Jezus’ vergelijking van de ‘verloren zoon’, waarin de Vader vol oneindige liefde dag en nacht op de terugkeer van de ongelovige volken wacht.
Doordat het evangelie ook aan hen gebracht werd, konden ook zij een keus maken: voor of tegen Jezus.
In geestelijk opzicht (‘ter plaatse waar’) waren zij slaven van de zonde(machten) en konden ze de heerlijkheid van God niet onderscheiden.
Ook hier zien we dat de profeten hebben geprofeteerd over de voor óns bestemde genade.
Ook wij hoorden eens bij die heidenen, maar nu mogen wij zonen van God zijn.
Door de doop in de geest van God kunnen we Vader tegen God zeggen.
Door de doop in zijn geest zijn ook wij zijn geliefde zonen geworden.
Er zijn geen Joodse en geen Griekse zonen van God; dat staat nergens in de Bijbel.
Het is immers geworden één kudde en één Herder.
God heeft alleen een plan met deze zonen van God en dat plan omvat de eeuwen van de eeuwen.
Zichtbare en tijdelijke zaken spelen hierin geen enkele rol meer.
Deze vormen een rem voor vele, zich christen noemende gelovigen.

Romeinen 9:27

En Jesaja roept over Israël uit: Al zou het volk van Israël zo talrijk zijn als zandkorrels aan de zee, slechts een klein deel (overblijfsel) zal worden gered.

Ook Jesaja profeteert over de voor óns bestemde genade.
Alleen het overschot, bestaande uit de echte gelovigen uit Israël en uit de heidenvolken zal behouden of hersteld worden.
Niet zij die slechts uiterlijk deel uitmaken van een volk of lid zijn van een christelijke gemeente, worden behouden.
Herstel en groei naar het zoonschap zijn alleen bestemd voor hen die een levende relatie hebben met de Vader en de Zoon, door de in hen wonende heilige geest.
Ook hier moeten we niet aanzien wat voor ogen is.
De vervangingstheorie gaat niet op, omdat het er nooit om gaat of bepaalde organisaties (kerk) in de plaats zijn gekomen van een volk (Israël).
Het gaat God om (het vormen van) geestelijke mensen en het is totaal niet belangrijk waar die in uiterlijke zin deel van uitmaken.

Romeinen 10:12,13

En er is geen onderscheid tussen Joden en andere volken, want ze hebben allen dezelfde Heer.
Hij geeft zijn rijke gaven aan allen die Hem aanroepen,
want er staat: Ieder die de naam van de Heer aanroept, zal worden gered.

Hoe moet het nog duidelijker gezegd worden?
Als God in de Bijbel laat optekenen dat er geen verschil is tussen Jood en Griek, waarom denken bepaalde mensen dat dan wél?
Ze hebben samen één Heer, die dezelfde rijkdom van zijn geest geeft aan allen die Hem aanroepen.

Romeinen 11:4,5

Maar hoe luidt het antwoord van God aan hem?
Ik heb zevenduizend mensen voor Mijzelf in leven gelaten; die hebben niet voor Baäl geknield.
Zo is ook nu een klein deel
(overblijfsel) over dat God uit genade uitgekozen heeft.

Het begrip ‘overblijfsel’ of ‘overschot’ is al diverse keren hiervoor aan de orde geweest.
In de schaduwperiode was er een bepaalde groep die niet meedeed aan de afgoderij in en door Israël.
Zo zijn er ook in onze tijd mensen die de meerderheid in het (dit) kwaad en in de leugen niet volgen.
Waar de meerheid van het (zogenaamde) christendom bezig is met een uiterlijke (vaak afgodische) religie, hebben zíj de keus gemaakt voor het evangelie van Jezus Christus.
Omdat zij geestelijk denken, worden ze niet begrepen door aardsgerichte gelovigen.
Deze laatsten zeggen dat we moeten lezen wat er staat in de Bijbel, terwijl zij niet doorhebben dat we juist moeten verstaan of begrijpen wat we in de Bijbel lezen.
Als een groot deel van het oude testament handelt over de schaduw en ook Jezus zijn leer uitlegt in vergelijkingen, is dit omdat God ons de geestelijke werkelijkheid duidelijk wil maken.
God heeft daarvoor geen andere mogelijkheid, naast directe inspiratie (bijvoorbeeld de gave van profetie), hoewel deze laatste uiteraard altijd gebaseerd moet zijn op het woord van God.
De schaduw is tijdelijk, de werkelijkheid is eeuwig.
We moeten de schaduw dan ook niet inwisselen voor de werkelijkheid.

Romeinen 11:26

Dan (zó) zal heel Israël worden gered, zoals ook geschreven staat: De redder (verlosser) zal uit Sion komen en wentelt dan de schuld af van Jakobs nageslacht.

God wil dat alle mensen behouden worden, maar lang niet alle mensen worden behouden.
Jezus is onder andere gestorven voor de zondeschuld van de hele wereld, slechts relatief weinig mensen aanvaarden zijn schuldoffer voor hun leven.
Heel Israël kan behouden worden (net als alle andere mensen), maar lang niet alle Joden bekeren zich en willen zich laten behouden.
De verlosser komt uit het geestelijke Sion, beeld van Gods heilige geest, die werkzaam is in de gemeente, in al haar afzonderlijke leden.
Alleen door de liefde en de gaven van Gods geest worden mensen verlost (= losgemaakt van de hen overheersende demonen), hersteld en kunnen ze opgroeien tot zonen van God.
God kan alleen de ‘goddeloosheid van Jakob’ wegnemen als Jakob daaraan meewerkt.
God houdt hun deze keus voor, de mensen moeten zelf beslissen.
Nooit wordt een heel volk als geheel behouden, dat druist tegen alles in wat de Bijbel hierover zegt.
Aan één tekst mag men nooit een bepaalde theorie of theologie ophangen.
Een visie ontwikkelen kan alleen door tekst met tekst te vergelijken en het resultaat hiervan tegen het licht te houden van het grote plan van God: laat ons mensen maken naar ons beeld!
Anders krijgt iedere ketter zijn letter en ontstaan er de wildste en vreemdste dwalingen.
De ‘kerkhistorie’ toont hiervan de overduidelijke vele bewijzen!

Romeinen 12:4,5

Zoals ons ene lichaam vele delen heeft en die delen niet allemaal dezelfde functie hebben,
zo zijn we samen één lichaam in Christus en zijn we, ieder apart, elkaars lichaamsdelen.

Hier gaat het over de gemeente van Jezus Christus die uit veel verschillende soorten mensen bestaat, ieder met eigen gaven en kwaliteiten.
Zo draagt iedereen op zijn of haar manier bij aan de groei van dit lichaam van Christus, met als uiteindelijke doel het openbaren van de zonen van God.
Dit lichaam bestaat uit veel mensen, maar het vormt op zichzelf een eenheid in de geestelijke wereld, waarbij het horen bij een natuurlijk volk of ras geen enkele rol speelt.

Romeinen 14:17,18

… want het koninkrijk van God is geen zaak van eten en drinken, maar van gerechtigheid, vrede en vreugde door de heilige geest.
Wie Christus zo dient, doet wat God wil
(is aangenaam voor God en Christus) en wordt door de mensen gerespecteerd.

Niet het natuurlijke geldt, maar door de geest van God kunnen we meewerken aan de uitvoering van het plan van God.
Wij worden als geestelijke zonen van God openbaar, we zijn van zijn (geestelijke) nageslacht.
Alleen in deze zonen heeft God ‘behagen’, alleen zij kunnen Gods ‘goedkeuring’ wegdragen, alleen van hen kan God genieten.
Ook de schepping zal hun herstellende kracht gaan ervaren, zij zijn het zout van de aarde en daarom in achting bij de mensen.
Het maakt in dezen niet uit wat je bent, Jood of Griek, Chinees of Zuid-Afrikaan.

Romeinen 15:8,9

Ik bedoel dit: Christus is een dienaar van de Joden geworden om hun te tonen dat God trouw is en om de beloften aan de aartsvaders te vervullen,
maar Hij is ook gekomen om de heidenen in staat te stellen God te loven om zijn barmhartigheid, zoals geschreven staat:
Daarom zal ik U prijzen onder de heidenen, psalmzingen ter ere van uw naam.

Dan komt er vreugde in de schepping, want er komt herstel naar geest, ziel en lichaam door het evangelie van Jezus Christus.
God kan onder de volken ‘handen en voeten geven’ aan zijn herstelplan, door middel van de gemeente uit elke stam en taal en alle volken.
Deze gemeente is wereldwijd en van alle tijden, niet gebonden aan een bepaalde plaats of aan een bepaalde periode in de geschiedenis.
Iedereen die door te jagen naar de liefde en te streven naar de gaven van Gods geest, net als Jezus deed, herstel aan mensen bewerkt, hoort bij deze gemeente.
Dit is een onmogelijke taak voor een natuurlijk volk, maar wél haalbaar voor een geestelijk volk, bestaande uit zowel Joden als heidenen.
Dit volk toont Gods heerlijkheid in de hemelse gewesten, de geestelijke wereld.

Romeinen 15:12

En verder zegt Jesaja: Isaï zal een telg voortbrengen: Hij die komt om over de heidenen te heersen; op Hem zullen zij hun hoop vestigen.’

De wortel van Isaï is het geestelijke nageslacht van David, Jezus de Zoon van God en door Hem de zonen van God.
Zij kunnen heersen over de heidenen, de demonen, en op deze zonen van God zullen de heidenen, hen die door deze demonen worden overheerst, hopen.
Zij worden door de zonen van God bevrijd van hun ziekten en gebondenheden.
Ook dit is een profetie over de voor óns bestemde genade.
Niet bestemd voor een aards volk!

Romeinen 16:25,26

Aan Hem die bij machte is jullie kracht te geven, overeenkomstig het evangelie van Jezus Christus dat ik verkondig, overeenkomstig de onthulling van het geheim waarover eeuwenlang gezwegen is,
maar dat nu is geopenbaard en op bevel van de eeuwige God door de geschriften van de profeten bij alle volken bekend is geworden om ze tot gehoorzaamheid en geloof te brengen …

Het is Gods wil dat álle volken zich openstellen voor het evangelie van Jezus Christus.
Jezus bracht een leer met gezag in de geestelijke wereld.
Gehoorzaamheid van het geloof houdt in het beantwoorden aan het doel van het geloof, namelijk de volmaaktheid van de mens (‘zaligheid van de zielen’).
God wil van harte dat alle mensen zich hiermee bezighouden, ongeacht ras of volk; het is een geestelijke zaak.