2. Jezus als dopeling
Johannes doopt Jezus
Alle schrijvers van het Goede Nieuws, zoals vermeld in het nieuwe testament, besteden veel aandacht aan de doop door Johannes.
Naast de stambomen en de verhalen over de geboorte van Jezus en zijn kinderjaren, nemen Johannes de Doper en zijn doop een belangrijke plaats in op de eerste bladzijden van dit testament.
In de synoptische evangeliën (Matteüs, Marcus en Lucas) vinden we ook driemaal het verhaal van de woordenstrijd tussen Jezus en de hogepriesters en de oudsten.
Hierbij legt Jezus de critici het zwijgen op met de vraag:
In wiens opdracht doopte Johannes?
Kwam die opdracht van de hemel of van mensen?
Ze overlegden met elkaar en zeiden: Als we zeggen: Van de hemel, dan zal Hij tegen ons zeggen: Waarom hebben jullie hem dan niet geloofd?
Maar als we zeggen: Van mensen, dan krijgen we het volk over ons heen, want iedereen houdt Johannes voor een profeet (Matteüs 21:25 en 26).
Hier ‘verslaat’ Jezus zijn vijanden door zijn inzicht en helderheid van denken.
Alleen het kleine aantal leiders ontkent dan de echte doop na inkeer (bekering), opbiechten van zonden, vergeving van de zondeschuld en het krijgen van een zuiver geweten.
Dit alles wordt uitgebeeld door de onderdompeling van de dopeling in water.
Tegenwoordig is er ook onder hen die zich christenen noemen een grote categorie die deze doop niet accepteert.
Iedere christen moet goed letten op de doop van Jezus door Johannes in het water van de Jordaan.
Het is de eerste stap van Jezus in zijn ‘openbare bediening’.
Hij loopt van Galilea naar de Jordaan om zich te laten dopen, dit is een afstand van bijna honderd kilometer.
Daarom moet de reden die Hij hiervoor heeft wel heel belangrijk zijn.
Ook in onze tijd reizen dopelingen soms grote afstanden naar gemeenten waar zij zich op dezelfde manier als Jezus kunnen laten dopen.
Hoe prachtig en liefdevol geeft de Vader zijn instemming aan de doop van zijn Zoon!
De geest van God daalt op Jezus neer als een duif en zo wordt door deze daad van gehoorzaamheid aan Hem op een bijzondere manier grote eer bewezen.
Zijn doop wordt door een Goddelijke bevestiging boven de normale gebeurtenissen uitgetild, als de Vader zegt:
Dit is mijn geliefde Zoon, in Hem vind Ik vreugde (zie Matteüs 3:17).
De doop van Jezus ziet vooruit op de weg die Hij gaan moet om alle gerechtigheid te vervullen, dat is: zijn sterven om onze zondeschuld weg te doen en zijn opstaan uit de dood, zodat wij door zijn kracht als mensen zonder zonde kunnen leven (zie Romeinen 4:24 en 25).
Aan de doop van Jezus in het water van de Jordaan zal in het vervolg iedere gelovige een voorbeeld moeten nemen.
Ook wij moeten de weg van sterven en opstaan in een nieuw leven met Hem gaan.
Door zich te laten dopen geeft Jezus aan dat deze weg nodig is om deel te hebben aan het nieuwe, geestelijke verbond en hierdoor aan het koninkrijk van God.
Jesaja 1:27 zegt in dit verband:
Sion zal verlost worden door recht en wie zich bekeert door gerechtigheid.
Als Jezus aan het kruis uitroept: Het is volbracht, wordt aan deze gerechtigheid voldaan.
Hij verklaart dan dat zijn reddings- en herstelwerk voltooid is.
Met zijn doop geeft Jezus duidelijk aan dat Hij zich beschikbaar stelt om de weg van het kruis te gaan om zo de mensen vrij te maken van de geestelijke duisternis.
Zoals Hij zich later in zijn dood aan het kruis één zal maken met de zondaar, zo doet Hij dit ook nu al in zijn doop.
En als mens verschenen, heeft Hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis (zie Filippenzen 2:7 en 8).
Jezus wordt niet toevallig gekruisigd, maar Hij geeft zijn leven vrijwillig als offerlam, zoals Hij zich ook vrijwillig door Johannes laat dopen.
In zijn doop geeft Hij zich over voor de zondaar die zich met Hem zal laten begraven door de doop in zijn dood (zie Romeinen 6:3).
De doop van Jezus is niet plaatsvervangend, want dan hoeven de gelovigen niet meer gedoopt te worden, maar hij is voor ons een voorbeeld.
Jezus is in alles de eerste van veel van zijn geestelijke broers en zussen, ook wat betreft zijn doop.