Erfzonde

9. De opdracht om het duivelswerk te verbreken

Ze zullen onbekende talen spreken

Deze gave staat niet toevallig tussen het uitdrijven van demonen en het ‘oppakken van slangen’ in.
Want we zullen zien dat er demonen zijn die weigeren te vluchten.
Na de genezing van de epileptische (‘maanzieke’) jongen zegt Jezus:
Dit soort (demonen) kan alleen door gebed en vasten worden uitgedreven (Matteüs 17:21).
Er moet dus een felle strijd geleverd worden om zo’n slachtoffer te ontzetten.
Paulus schrijft in Efeziërs 6:18 over een onophoudelijk bidden, geleid en geïnspireerd door de geest van God.
Het vasten is een voorbereiding voor dit gebed.
Als we vasten, maken we ons los van het aardse, natuurlijke leven en richten we onze aandacht op God.
Vasten is onze stem in ‘de hoge’, in de geestelijke wereld te laten horen.
Dat kunnen we doen door te bidden.
Bidden kunnen we definiëren als een gericht zijn op God en een denken vanuit zijn koninkrijk.

Als we zo strijden, ontlenen we onze kracht en ons gezag daarbij aan Jezus die alle (vol)macht van God heeft gekregen in hemel en op aarde.
Hij heeft ons gedoopt in Gods heilige geest en deze geeft ons de kracht om te overwinnen op onze vijanden uit het rijk van de duisternis.
Dat gaat niet automatisch, onze eigen inzet is daarbij onmisbaar: we jagen daarom de liefde na en streven naar de geestelijke gaven (zie 1 Korintiërs 14:1).
We ervaren altijd in onze strijd tegen de demonen dat we als vanzelf in nieuwe of geestelijke talen gaan bidden.
Want het is een strijd in de geestelijke wereld die we alleen maar met geestelijke wapens kunnen voeren.

Paulus schrijft in 1 Korintiërs 14:2 en 4:
Iemand die in klanktaal (geestelijke taal) spreekt, spreekt niet tot mensen maar alleen tot God.
Niemand kan hem verstaan, want door toedoen van de geest spreekt hij onbegrijpelijke taal.
Iemand die in klanktaal spreekt is daar alleen zelf bij gebaat
(of: bouwt alleen zichzelf op).

Bij zijn opname in de hemel geeft Jezus ons dus nog deze laatste aanwijzing hoe wij als gelovigen te strijden hebben.
Het gaat erom de mens van demonen te bevrijden op de manier zoals Hijzelf aangeeft.
Bij het bidden in geestelijke talen spreken we niet alleen met God, maar ook de demonen horen toe en zij sidderen.
Jakobus schrijft dat ook zij geloven.
Ze herkennen de woorden van God als ze van ons de opdracht krijgen de door hen bezette mens te verlaten.
Zo’n bevel wordt dus ondersteund door het gebruik van de gave van het spreken van geestelijke talen.

Ook Paulus heeft ervaring met een demon die niet wijken wil.
Deze engel van satan verleidt hem niet om te zondigen, maakt hem niet ziek, maar hij brengt Paulus steeds in moeilijke situaties.
Om te verhinderen dat ik mezelf zou verheffen, werd mij een doorn in het vlees gestoken: ik word gekweld door een engel van satan.
Omdat Christus mij kracht schenkt, schep ik vreugde in mijn zwakheid: in beledigingen, nood, vervolging en ellende.
In mijn zwakheid ben ik sterk
(2 Korintiërs 12:7 en 10).
Bijvoorbeeld nadat Paulus in Filippi een waarzeggende geest uitgeworpen heeft, zorgt die demon ervoor dat hij in de gevangenis wordt opgesloten (zie Handelingen 16:19-34 en vergelijk hiermee Openbaring 2:10).

Echte aanbidding

Maar Paulus laat zich daardoor niet ontmoedigen, maar hij toont de kracht van God in zijn moeilijke situatie waarin hij zich zo zwak voelt.
Met Silas, zijn lotgenoot, begint hij in de gevangenis tegen middernacht God te aanbidden met lofliederen.
Het is voor ieder die de gave van het bidden in geestelijke talen kent, vanzelfsprekend dat Paulus en Silas (ook) in deze talen de Heer grootmaken.
In deze duistere omstandigheden kan Paulus als christen zeggen:
Ik zal lofzingen met mijn geest, maar ook lofzingen met mijn verstand (zie 1 Korintiërs 14:15).
Het gaat dan toch om leven of dood, om een rechtstreekse confrontatie met de engel van satan die hem voortdurend kwelt.
De man die zoveel strijd kent, kan verklaren:
Ik dank God dat ik meer dan elk van jullie geestelijke talen spreek (zie 1 Korintiërs 14:18).
Hij kent de kracht van het spreken van en bidden in geestelijke talen meer dan ieder ander.
De demon die hem steeds kwelt, moet in de kerker wijken.
De situatie verandert: de aarde beeft, de deuren vliegen open en de boeien raken los.
Het onvoorstelbare gebeurt: de cipier die nog op het laatste moment door een demon geprest wordt om zichzelf te doden, valt op zijn knieën neer voor Paulus en Silas en vraagt: Wat moet ik doen om gered te worden? (zie Handelingen 16:30).

Wie net als Paulus een zware strijd te voeren heeft tegen de demonen in de geestelijke wereld, kan overwinnen door in het geloof in geestelijke talen te bidden of te zingen.
Jezus zelf zegt dat de gelovigen in geestelijke talen zullen bidden.
Gelovigen zijn zij die alle woorden van de Heer voor waar houden en deze voor zichzelf accepteren.
Jezus zegt niet: alleen de apostelen of de eerste christenen zullen dit doen, maar zij die geloven in zijn evangelie dat zich bezighoudt met de wereld van de geesten.

Daarom moeten we ons niet langer laten verleiden door religieuze demonen die ons willen wijsmaken dat de methode van Jezus veranderd is en zijn woorden voor ons geen betekenis meer hebben.
Ook in dit opzicht is Hij gisteren en vandaag dezelfde.

Een complete studie over de doop in de heilige geest van God, met zijn liefde en gaven, is te vinden op de site Geest van God.